Herhaling spelling meervoudsvormen en bijvoeglijke naamwoorden

Herhaling spelling: Meervoudsvorming en bijvoeglijke naamwoorden
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling spelling: Meervoudsvorming en bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Herhaling van de spelling van meervouden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 2 - Diapositive

Regels van de Spelling Bee

Jullie krijgen een aantal rondes met vragen en woorden om te spellen (9 vragen in totaal). Voor elke vraag heb je een minuut de tijd om je antwoord te noteren.
Wie heeft ze allemaal goed?

Afkijken of elkaar helpen = diskwalificatie!

De winnaar(s) verdienen een spekje 

Slide 3 - Diapositive

Ronde 1

Slide 4 - Diapositive

Vraag 1:

In het Nederlands schrijf je bij bepaalde woorden voor meervoudsvorming twee puntjes boven een letter. 
Hoe noem je dit leesteken?

timer
1:00

Slide 5 - Diapositive

Vraag 2:
Noteer het meervoud van de volgende woorden: 
- gezinslid
- bureau
- dvd
- kolonie
timer
1:00

Slide 6 - Diapositive

Vraag 3:
Noteer drie voorbeelden van woorden die in het meervoud eindigen met: 
's
timer
1:00

Slide 7 - Diapositive

Ronde 2

Slide 8 - Diapositive

Vraag 4:

Noteer twee woorden die meerdere meervoudsvormen hebben (en noteer het meervoud)

timer
1:00

Slide 9 - Diapositive

Vraag 5:
Maak van de volgende woorden het juiste bijvoeglijke naamwoord: 

1. Het scherm is vergroot 
Het ..... scherm

2. Zij hebben het feestje verpest.
Het .... feestje

3. De stad is bezet.
De .... stad.



timer
1:00

Slide 10 - Diapositive

Vraag 6:

Verander het zelfstandig naamwoord 'ijzer' in een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en maak er een zin mee.
timer
1:00

Slide 11 - Diapositive

Ronde 3 (laatste ronde!)

Slide 12 - Diapositive

Vraag 7:

Noteer de drie trappen van vergelijking
 

timer
1:00

Slide 13 - Diapositive

Vraag 8:
Vul het woord op de juiste manier in en noteer de juiste trap:

Ik werk veel ... dan jij.  (precies)

timer
1:00

Slide 14 - Diapositive

Vraag 9:
Maak van het volgende woord het rijtje af (trappen van vergelijking):

Gevreesd
timer
1:00

Slide 15 - Diapositive

Dit was het einde van de quiz!
Laten we nu de antwoorden controleren... :-)

Slide 16 - Diapositive

Antwoorden ronde 1

Slide 17 - Diapositive

Vraag 1:

In het Nederlands schrijf je bij bepaalde woorden voor meervoudsvorming twee puntjes boven een letter. 
Hoe noem je dit leesteken?

Antwoord: een trema

Slide 18 - Diapositive

Vraag 2:
Noteer het meervoud van de volgende woorden: 
- gezinslid - gezinsleden
- bureau - bureaus
- dvd - dvd's
- kolonie - koloniën

Slide 19 - Diapositive

Vraag 3:
Noteer drie voorbeelden van woorden die in het meervoud eindigen met: 
's

Antwoord: 
Bijvoorbeeld baby's, opa's, kiwi's, auto's 
(Ik hOU vAn Ys)

Slide 20 - Diapositive

Antwoorden ronde 2

Slide 21 - Diapositive

Vraag 4:

Noteer twee woorden die meerdere meervoudsvormen hebben (en noteer het meervoud)
 
Antwoord:
Bijvoorbeeld: bladeren/bladen (blad), museums/musea (museum)

Slide 22 - Diapositive

Vraag 5:
Maak van de volgende woorden het juiste bijvoeglijke naamwoord: 

1. Het scherm is vergroot 
Het vergrote scherm

2. Zij hebben het feestje verpest.
Het verpeste feestje

3. De stad is bezet.
De bezette stad.



Slide 23 - Diapositive

Vraag 6:

Verander het zelfstandig naamwoord 'ijzer' in een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en maak er een zin mee.

Antwoord:
Bijvoorbeeld: De ijzeren brug verbindt de twee dorpen.

Slide 24 - Diapositive

Vraag 7:

Noteer de drie trappen van vergelijking

Antwoord: Stellende, vergrotende en overtreffende trap.
 

Slide 25 - Diapositive

Vraag 8:
Vul het woord op de juiste manier in en noteer de juiste trap:

Ik werk veel ... dan jij.  (precies)

Antwoord: preciezer (vergrotende trap)

Slide 26 - Diapositive

Vraag 9:
Maak van het volgende woord het rijtje af (trappen van vergelijking):

Gevreesd

Antwoord: gevreesd, gevreesder, meest gevreesd

Slide 27 - Diapositive

Wie had ze alle 9 goed?

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien