§ 4.1 Stroomkringen

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2-4

H4 elektriciteit

§ 4.1   Stroomkringen

lesprogramma

•  korte herhaling van voorgaande jaren
•  lezen § 4.1 (blz. 68 t/m 71)
•  Maken vragen van § 4.1
•  Huiswerk voor volgende les: afmaken vragen § 4.1

 

Lesdoelen

Aan het einde van de les weet / ken je:

• Wat spanningsbronnen zijn en wat ze doen
• De wet van Ohm, je kent de grootheden en weet welke eenheden erbij horen. 
  Ook kun je hem toepassen.

Wat voor schakeling is dit?

Wet van Ohm

U = I · R

grootheid	symbool	eenheid	symbool
spanning	U	volt	V
stroomsterkte	I	ampère	A
weerstand	R	ohm	Ω

Wet van Ohm

U = spanning in V

I = stroomsterkte in A

R = weerstand in Ω

Oefensom

Johan heeft een weerstand gevonden en gaat onderzoeken hoe groot deze weerstand is. Hij zet over deze weerstand een spanning van 1,5 Volt. Met een stroommeter bepaalt hij de stroomsterkte; deze bedraagt 3,85 mA.
Hoe groot is nu de weerstand?

Oplossing

Gegeven: U = 1,5 V en I = 3,85 mA
Gevraagd: R = ..... Ω
Oplossing:  R = U/I
R = 1,5 / 0,00385   

R = 389,61 Ohm ==> R = 3,9 · 10^2 Ω

Let op dat je 3,85 mA eerst omrekend naar A.

Huiswerk: afmaken § 4.1