Willem van Oranje Onderwijsgroep
De kracht van voorbeelden

H4L9 - 3HD/3VE - Dinsdag 14 mei - 4.8 Grammatica woordsoorten

Welkom 3HD / 3VE : )


Toetsen en opdrachten die eraan komen:

  • Informatieve presentatie + discussie
    Start na de toetsweek
  • Mindmap: boekopdracht 3
    Maandag 27 mei 
  • SO grammatica H1 t/m H5 
    Vrijdag 24 mei

  • Repetitie hoofdstuk 4 + 5
    Laatste toetsweek, vanaf 27 juni
Planning van deze les:
  • Presentatie Sathna + Sifora + Sylvia
  • Huiswerk bespreken: havo opdracht 8 van 4.7 Grammatica zinsdelen (bladzijde 59), vwo: nakijkblad
  • Uitleg onbepaald voornaamwoord en betrekkelijk voornaamwoord
  • Zelfstandig werken.

    Havo: maak opdracht 1, 5 en 6 van 4.8 Grammatica woordsoorten 
    Vwo: maak opdracht 1, 3 en 4 van 4.8 Grammatica woordsoorten 

Aan het einde van deze les:

  • weet je wat een onbepaald voornaamwoord is;
  • weet je wat een betrekkelijk voornaamwoord is. 
timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 3HD / 3VE : )


Toetsen en opdrachten die eraan komen:

  • Informatieve presentatie + discussie
    Start na de toetsweek
  • Mindmap: boekopdracht 3
    Maandag 27 mei 
  • SO grammatica H1 t/m H5 
    Vrijdag 24 mei

  • Repetitie hoofdstuk 4 + 5
    Laatste toetsweek, vanaf 27 juni
Planning van deze les:
  • Presentatie Sathna + Sifora + Sylvia
  • Huiswerk bespreken: havo opdracht 8 van 4.7 Grammatica zinsdelen (bladzijde 59), vwo: nakijkblad
  • Uitleg onbepaald voornaamwoord en betrekkelijk voornaamwoord
  • Zelfstandig werken.

    Havo: maak opdracht 1, 5 en 6 van 4.8 Grammatica woordsoorten 
    Vwo: maak opdracht 1, 3 en 4 van 4.8 Grammatica woordsoorten 

Aan het einde van deze les:

  • weet je wat een onbepaald voornaamwoord is;
  • weet je wat een betrekkelijk voornaamwoord is. 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling: extra info over zn 

Slide 2 - Tekstslide

Kralen
Ben jij wel eens in een kralenwinkel geweest? 

Slide 3 - Tekstslide

Kralen
Alle kralen met dezelfde kenmerken (kleur, lengte, dikte) komen in hetzelfde bakje

Slide 4 - Tekstslide

Kralen
Woordsoorten
werkwoord
huilen
denken
zijn
worden
zelfstandig naamwoord
Amsterdam
hoofd
H&M
vriendin
bijvoeglijk naamwoord
leuk
nieuw
vervelend
gouden
voorzetsel
achter
in
terwijl
aan
...
...
...
...
...

Slide 5 - Tekstslide

Kralen
Woordsoorten

Slide 6 - Tekstslide

Woordsoorten
Alle woorden met dezelfde kenmerken komen in hetzelfde 'bakje'

Slide 7 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord
- Verwijst naar iets of iemand zonder precies te zeggen over wie of wat het gaat
- Betekenis blijft vaag

Voorbeelden: iemand, niemand, iets, niets, iedereen, allemaal (altijd in combinatie met ander woord), het (het regent) 

Slide 8 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Verwijst naar een antecedent (een woord dat al eerder is genoemd) 

Voorbeelden: dat, die, wie, waar, wat 

Het meisje dat in de rij staat, is Lotte. 
Lotte voor wie het wachten lang duurt, ergert zich. 
Zij gaat naar een andere rij, wat niet slim is. 
Het blijkt de rij waar je het langst moet wachten. 
Dat is het karretje waar zij mee naar de uitgang loopt. 

Slide 9 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord


Het meisje dat in de rij staat.
Betrekkelijk
voornaamwoord
Antecedent

Slide 10 - Tekstslide

De jongen die naar huis ging, heeft een zwarte trui aan.

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord in deze zin?
A
De jongen
B
die
C
naar huis
D
zwarte

Slide 11 - Quizvraag

De jongen die naar huis ging, heeft een zwarte trui aan.

Het betrekkelijk voornaamwoord 'die' verwijst terug naar:
A
De jongen
B
naar huis
C
een zwarte trui

Slide 12 - Quizvraag

De jongen die naar huis ging, heeft een zwarte trui aan.

Het betrekkelijk voornaamwoord 'die' verwijst terug naar 'de jongen'. Wat is in deze zin het antecedent?
A
De jongen
B
naar huis
C
een zwarte trui

Slide 13 - Quizvraag

De boodschappenkarretjes die zij ziet, zijn propvol.

Wat is in deze zin het betrekkelijk voornaamwoord?
A
De boodschappenkarretjes
B
die
C
zij
D
propvol

Slide 14 - Quizvraag

De boodschappenkarretjes die zij ziet, zijn propvol.

Wat is in deze zin het antecedent?
A
De boodschappenkarretjes
B
die
C
zij
D
propvol

Slide 15 - Quizvraag

Betrekkelijk voornaamwoord
dat
Verwijst naar onzijdig zelfstandig naamwoord enkelvoud (het-woorden
> het meisje dat 
die
Verwijst naar alle andere zelfstandig naamwoorden (mannelijk en vrouwelijk, enkelvoud en meervoud) 
> de jongen die 
wie
Verwijst naar personen, meestal na een voorzetsel
> lotte voor wie het wachten lang duurt
waar
Verwijst naar dingen, combineert met een voorzetsel
> ik heb schoenen gekocht waarmee ik in de regen kan wandelen (met voorzetsel)
> ik heb schoenen gekocht waar ik in de regen mee kan wandelen (gesplitst)
> dit is de plek waar ik ga chillen (zonder voorzetsel)
wat
Verwijst naar iets, niets of alles
> wachten is niet iets wat zij graag doet
Verwijst naar een superlatief
> je geduld bewaren is het beste wat je kunt doen
Verwijst naar een hele zin
> lotte ging naar een andere rij, wat niet slim bleek 

Slide 16 - Tekstslide