Examentraining
Door onze gebruikers, voor onze gebruikers....en hun leerlingen!

2014 KB tv 2 Nederlands

Examen 2014 KB tv 2
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examen 2014 KB tv 2

Slide 1 - Tekstslide

Tekst 1
Zoekend lezen 4 p

Slide 2 - Tekstslide

1 Aan hoeveel deelnemers uit het internetpanel is gevraagd naar de
grootste parkeerergernissen?

Slide 3 - Open vraag

2 Welke gemeente onderscheidt een piek- en basistarief?

Slide 4 - Open vraag

3 Tussen welke twee bedragen per uur op straat liggen de
parkeertarieven in de 30 grootste steden?

Slide 5 - Open vraag

4 Wat is de naam van de branchevereniging die elk jaar de tarieven in
parkeergarages onderzoekt?

Slide 6 - Open vraag

5 Welke parkeergarage heeft in het jaar 2012 het tarief verlaagd?

Slide 7 - Open vraag

6 Over welke twee zaken kun je informatie vinden op
www.consumentenbond.nl/parkeerapps?

Slide 8 - Open vraag

7 In welke plaats geldt altijd het hoogste tarief op ma-za van 9-23 uur?

Slide 9 - Open vraag

8 Over welke periode heeft dit onderzoek plaatsgevonden?

Slide 10 - Open vraag

9 In welke drie plaatsen ben je in de praktijk meer geld kwijt dan het berekende uurtarief in verband met een minimale inworp?

Slide 11 - Open vraag

10 In welke plaats is een dagkaart het goedkoopst?

Slide 12 - Open vraag

Tekst 3

Slide 13 - Tekstslide

3 Een afbeelding in een advertentie kan verschillende functies hebben.
Welke functie heeft de foto van de koe in deze advertentie vooral?
De foto van de koe maakt de tekst

A
A eenvoudiger.
B
B grappiger.
C
C overtuigender.
D
D zakelijker

Slide 14 - Quizvraag

4 Wat is het belangrijkste doel van deze advertentie?

A
A aandacht vragen voor weggelopen koeien
B
B informatie geven over het leven van koeien
C
C overhalen om het werk van De Leemweg te steunen
D
D overtuigen om de wantoestanden van de bio-industrie aan de kaak te stellen

Slide 15 - Quizvraag

Tekst 4

Slide 16 - Tekstslide

5 Hoe wordt het onderwerp van de tekst in de eerste alinea ingeleid?

A
A door de ervaring van de auteur van dit artikel te beschrijven
B
B door de mening van een deskundige te introduceren
C
C door de opbouw van de tekst weer te geven
D
D door een conclusie over het probleem vooraf te stellen

Slide 17 - Quizvraag

6 Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van alinea’s 3 tot en met 5?

A
A Opdracht binnenhalen via netwerk
B
B Oude netwerk weer opbouwen
C
C Solliciteren via social media
D
D Zakelijk belang account

Slide 18 - Quizvraag

7 Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van alinea’s 6 tot en met 8?

A
A Leiding van internetbedrijven
B
B Overstappen naar ander social medium
C
C Schorsing account onduidelijk
D
D Vervolgen social media juridisch onmogelijk

Slide 19 - Quizvraag

8 In alinea 5 staat: “Je moet als bedrijf op een sociaal medium een lange adem hebben.” (regels 72-74)
In welke zin uit alinea 5 wordt ‘een lange adem hebben’ het beste uitgelegd?

A
A Het duurt een tijdje voor je een goed netwerk hebt opgebouwd.
B
B Het enige wat je daarom kunt doen, is opnieuw beginnen.
C
C Internet en recruitment zijn ‘onlosmakelijk’ met elkaar verbonden.
D
D Meestal krijg je geen antwoord, heel soms een jaar later.

Slide 20 - Quizvraag

9 In alinea 7 staat: “Iets ‘totalitairs’ heeft die bedrijfsvoering wel,” zegt hij.
(regels 107-108) In diezelfde alinea staan drie redenen waarom de bedrijfsvoering totalitair genoemd kan worden.
 Geef de drie redenen. Baseer jouw antwoord op alinea 7.

Slide 21 - Open vraag

10 In alinea 7 staat: “Als er iets misgaat, is zo'n bedrijf niet verplicht
verantwoording af te leggen.” (regels 108-110)
 Waarom hoeven social media geen verantwoording af te leggen?
Baseer jouw antwoord op alinea 2 of 9.
Gebruik niet meer dan 20 woorden.

Slide 22 - Open vraag

11 In alinea 9 staat: “Volgens alle experts heb ik geluk gehad. Voor mijn
gevoel duurde het eeuwen, maar mijn account was binnen een week weer
in de lucht.” (regels 152-155)
 Citeer uit alinea 5 de zin waaruit blijkt dat de wachttijd normaal langer
is.

Slide 23 - Open vraag

12 In de tekst worden diverse deskundigen genoemd en geciteerd.
Op welke manier gebruikt de schrijver hun uitspraken?


A
A De schrijver citeert hun uitspraken om de boodschap over het riskante gebruik van social media te benadrukken.
B
B De schrijver citeert hun uitspraken om te laten zien dat de meningen over het gebruik van social media verdeeld zijn.
C
C De schrijver gebruikt hun uitspraken om een discussie te beginnen over de risico’s van social media
D
D De schrijver gebruikt hun uitspraken om eigen ervaringen met social media te ondersteunen.

Slide 24 - Quizvraag

13 Hoe kun je de inhoud van de laatste alinea het beste weergeven?

A
A een advies geven over het zinvolle gebruik van sociale netwerken
B
B een conclusie geven over de ondoorgrondelijke regels van internetbedrijven
C
C een oproep doen om de toegankelijkheid van internetbedrijven te vergroten
D
D een waarschuwing geven voor het risicovolle gebruik van sociale netwerken

Slide 25 - Quizvraag

14 Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst weer?

A
A Social media bieden de gebruikers geen inzage in de redenen voor schorsing.
B
B Social media moeten verantwoording gaan afleggen over hun handelwijze bij schorsing.
C
C Social media moeten zorgvuldiger omgaan met accounts van zakelijke gebruikers.
D
D Social media zijn voor de zakelijke gebruiker een waardevol maar ook riskant netwerk.

Slide 26 - Quizvraag

Tekst 5

Slide 27 - Tekstslide

15 Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid?
Het onderwerp wordt ingeleid door

A
A de mening van de schrijver te geven.
B
B de opbouw van de tekst aan te geven.
C
C een toepasselijk voorbeeld te geven.
D
D vooraf een samenvatting van de tekst te geven.

Slide 28 - Quizvraag

16 Wat is het verband tussen alinea 3 en alinea 4?

A
A Alinea’s 3 en 4 vormen een opsomming.
B
B Alinea’s 3 en 4 vormen een tegenstelling.
C
C Alinea 4 is een uitwerking van alinea 3.
D
D Alinea 4 noemt een gevolg van alinea 3.

Slide 29 - Quizvraag

17 “Maar niet iedereen is overtuigd van deze bewering.” (regels 41-42)
 Om welke vier redenen wordt er volgens de tekst getwijfeld aan de
uitkomst van het onderzoek onder taxichauffeurs?

Slide 30 - Open vraag

18 Het overslaan van je ontbijt heeft volgens alinea 7 drie gevolgen voor je
gedrag.
 Noem deze drie gevolgen.

Slide 31 - Open vraag

19 Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van de alinea’s 4 en 5?

A
A Kritiek op het BBC-experiment
B
B Vette vis en gezondheid
C
C Visdieet in de mode
D
D Wetenschap en televisie

Slide 32 - Quizvraag

20 Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van de alinea’s 6 tot en met 9?

A
A Chocolade en koolhydraten
B
B Gebrek aan goed onderzoek
C
C Kinderen in de wetenschap
D
D Voeding en gedrag nader onderzocht

Slide 33 - Quizvraag

21 De BBC heeft onderzocht wat het effect van vette vis is op ons gedrag. In
de tekst wordt nog een onderzoek van de BBC genoemd.
 Citeer de zin uit alinea 8 waaruit blijkt welke theorie de BBC nog meer
heeft onderzocht met betrekking tot voeding en gedrag.

Slide 34 - Open vraag

22 “De gestreste taxichauffeurs in Londen hadden dus misschien beter met
koolhydraten kunnen experimenteren dan met vette vis.” (regels 141-145)
Welke reden wordt hiervoor gegeven?

A
A Gestreste mensen kunnen vaak niet genoeg eten vanwege de spanning.
B
B Het eten van koolhydraten kan je stemming verbeteren.
C
C Het onderzoek met vis is zinloos, omdat mensen veel minder vis eten dan koolhydraten.
D
D Vette vis heeft meer nadelen dan voordelen vanwege het vet.

Slide 35 - Quizvraag

23 In de tekst komt de onderzoeker Rob Markus regelmatig aan het woord.
Op welke manier gebruikt de schrijver de mening van Markus?

A
A De schrijver gebruikt het commentaar van Markus om zijn eigen mening te ondersteunen.
B
B De schrijver geeft de mening van Markus zonder eigen commentaar weer.
C
C De schrijver laat merken dat hij het niet eens is met de kritiek van Markus op het BBC-programma.
D
D De schrijver steunt de mening van Markus dat veel onderzoek ondeugdelijk is.

Slide 36 - Quizvraag

24 De schrijver en Rob Markus willen de lezers informeren over het effect
van voeding op ons gedrag.
Welk doel hebben de uitspraken van Rob Markus nog meer?
Deze uitspraken dienen er ook toe om de lezers

A
A ertoe over te halen omega-3-pillen en visolie te kopen bij de drogist.
B
B ervan te overtuigen dat een visdieet goed werkt tegen stress.
C
C te adviseren gezond en gevarieerd te eten.
D
D te vermaken met misvattingen over de invloed van voedsel op ons gedrag.

Slide 37 - Quizvraag

25 Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst weer?

A
A Bekende uitspraken over voeding en gedrag zijn onjuist en die uitspraken beïnvloeden ons eetgedrag op een negatieve manier.
B
B Omdat uit onderzoek blijkt dat voeding effect heeft op ons gedrag, is het belangrijk om vooral goed te ontbijten en regelmatig vette vis te eten.
C
C Onderzoek laat zien dat stoffen in voedsel invloed hebben op ons brein en functioneren, maar het is nog niet helemaal duidelijk hoe dat werkt.
D
D Uit onderzoek blijkt dat het eten van chocolade een gunstig effect op ons gedrag en humeur kan hebben

Slide 38 - Quizvraag

Schrijfopdracht
13 punten

Slide 39 - Tekstslide

INHOUD 6 PUNTEN
  1. • naam, klas, school (samen één element) 1
  2. • aanleiding verzoek 1
  3. • keuze van onderwerp 1
  4. • reden verzoek: onduidelijkheid site en artikel 1
  5. • vraag over het effect van vette vis op gedrag 1
  6. • vraag over invloed van ontbijten op gedrag 1
  7. • vraag over het effect van suiker op gedrag 1
  8. • eigen mening over goede voeding 1
  9. • plaats, datum en tijdstip van interview 1
  10. • verzoek om snelle reactie 1
  11. • bedankje voor mogelijke medewerking 1

Slide 40 - Tekstslide

Taal 4 punten

Slide 41 - Tekstslide

Conventies 3 punten
  1. • voornaam/-letter, achternaam, straat, huisnummer, postcode,
  2. plaatsnaam afzender (samen één element) 1
  3. • plaats en datum, per element 1
  4. • (instantie,) naam, postbus, postcode, plaatsnaam geadresseerde
  5. (samen één element) 1
  6. • aanhef 1
  7. • witregel na aanhef 1
  8. • witregel voor slotformule 1
  9. • slotformule 1
  10. • ondertekening en/of naam 1
  11. • alinea-indeling 1
  12. • samenhang 1
  13. • logische volgorde 1
  14. • passend taalgebruik 1
  15. • verzorgde indruk 1

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide