Nederlands Film Festival: Waar ik woon

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FamilieThuis+3BasisschoolGroep 1-3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Introductie

Deze filmles is speciaal voor leerlingen uit groep 1, 2 en 3 van de basisschool, ter voorbereiding op het filmblok 'Waar ik woon' van het Nederlands Film Festival. In deze les maken de leerlingen kennis met alle manieren waarop films verhalen vertellen, en komen zij hiermee goed voorbereid naar het festival. In het filmblok ‘Waar ik woon’ vieren we het gevoel van 'thuis zijn'. In de korte films worden onderwerpen zoals heimwee, bang zijn in het donker en veranderende familiesamenstellingen behandeld. De films die in deze les centraal staan zijn: 'Het Herriehofje - Heimwee', 'Knofje' en 'Luce en de rots'. Door samen te fantaseren, te praten én actief bezig te zijn komen de leerlingen via de opdrachten meer te weten over de thema’s uit de films. Op een speelse manier leren zij zo alles wat zij zien open in de groep te bespreken. Dit helpt de leerlingen om zich goed te verbinden met wat ze hebben ervaren tijdens het kijken naar de fragmenten uit de films.

Instructies

Deze les bestaat uit 4 verschillende werkvormen die je los van elkaar kunt uitvoeren. Iedere werkvorm duikt dieper in een thema dat past bij ‘thuis’ en ‘wonen’. Op deze manier kun je de les opdelen en eenvoudig op verschillende momenten de opdrachten maken, bijvoorbeeld verspreid over een aantal dagen.
 
  • Wil je de leerlingen introduceren met het thema ‘thuis’ – doe dan werkvorm 1: Introductie thema ‘thuis’ 
  • Wil je het met de leerlingen hebben over ‘samenwonen’ - doe dan werkvorm 2: Broertjes en zusjes
  • Wil je met de leerlingen dieper duiken in het onderwerp ‘Uit logeren’ - doe dan werkvorm 3: Uit logeren
  • Wil je het met de leerlingen hebben over ‘bang zijn in het donker’ - doe dan werkvorm 4: Bang in het donker

Opbouw van de les:
De les bestaat uit docenten notities, hierin staan alle vragen, opdrachten en aanvullende informatie, deze vind je in de gele notities bij de slides. Daarnaast vind je in de bijlage een PDF waarin de docentennotities gebundeld zijn. Je kan de PDF erbij houden wanneer je de les geeft. 

In de slides staan knoppen, achter deze knoppen staan vragen en extra informatie voor de leerlingen, deze kan je open klikken.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud 

In deze filmles gaan we op ontdekkingstocht in het thema ‘thuis’.
Wat verstaan we eigenlijk onder het begrip ‘thuis'?

Eerst bekijken jullie fragmenten uit verschillende korte films die jullie later tijdens het Nederlands Film Festival gaan zien. Dan maken jullie de bijbehorende opdrachten en maken jullie kennis met onderwerpen zoals: ‘familie’, ‘samenwonen’, ‘heimwee’ en ‘bang zijn in het donker’.

De les bestaat uit vragen en opdrachten die je ook afzonderlijk van elkaar uit kunt voeren. Lees de vragen en opdrachten voor en laat de leerlingen hier op antwoorden.
Vraag of opdracht
Extra informatie
Tip

Slide 2 - Tekstslide

Legenda

In de les staan knoppen die je open kunt klikken. Hierin staan vragen of extra informatie voor de leerlingen. Lees dit aan hen voor.

In de gele notities tref je uitgebreide uitleg over de werkvormen en extra docenteninformatie aan.

Wat is thuis?
De films die jullie op het Nederlands Film Festival gaan kijken gaan over thuis. Maar wat betekent ‘thuis’ eigenlijk en wanneer voel jij je thuis? 
  • Welk gevoel hoort bij thuis zijn?
  • Wat heb je nodig om je ergens thuis te voelen?
  • Kun jij je overal thuis voelen?
  • Betekent thuis zijn voor iedereen hetzelfde?
  • Kun je in iemand anders zijn huis je ook thuis voelen?
Hoe woon je?

  • Waar kun je allemaal wonen
  • Wonen doe je meestal niet alleen, met wie kan je bijvoorbeeld samenwonen?
  • Wonen er ook dieren in jouw huis? Welke dieren zijn dat?

Slide 3 - Tekstslide

Werkvorm 1: Introductie thema 'thuis'

Benodigdheden:
  • A4-papier 
  • Kleurpotloden 

De films die jullie op het Nederlands Film Festival gaan kijken gaan over het thema ‘thuis’. 

Wat betekent deze term eigenlijk? En wanneer voel jij je ergens of bij iemand thuis?


Filosoferen over thuis 
Om erachter te komen wat thuis is en wanneer je je ergens thuis voelt, gaan jullie filosoferen. 

Stel de volgende vragen aan de leerlingen en vraag hierop door:
  • Welk gevoel hoort bij thuis zijn?
  • Wat heb je nodig om je ergens thuis te voelen?
  • Kun jij je overal thuis voelen?
  • Betekent thuis zijn voor iedereen hetzelfde?
  • Kun je in het huis van iemand anders  je ook thuis voelen?
  • Waar kun je allemaal wonen?
  • Wonen doe je meestal niet alleen, met wie kan je bijvoorbeeld samenwonen?
  • Wonen er ook dieren in jouw huis? Welke dieren zijn dat?


Doe - opdracht: teken jouw favoriete plekje thuis
Misschien heb je thuis ook wel een lievelingsplekje: de plek waar jij thuis het allerliefste bent. Teken jouw favoriete plekje thuis.


Gebruik de volgende vragen om de leerlingen op weg te helpen:
  • Hoe ziet dit plekje eruit?
  • Waar is het in huis?
  • Welke spullen zijn er aanwezig op dit plekje?
  • Wie is er nog meer op dit plekje? Bijvoorbeeld een huisdier of een familielid. Of ben je daar het liefst alleen?

Afsluiting:
Heeft iedereen zijn lievelingsplekje in huis getekend? Bespreek dan de verschillende plekjes met elkaar. Waarom is dit je lievelingsplekje in huis? Wat maakt dit plekje voor jou zo bijzonder?

Slide 4 - Video

Werkvorm 2: Broertjes en zusjes 


In een huis woon je vaak samen, bijvoorbeeld met een broertje of zusje.

In dit fragment maken jullie kennis met Knofje. Knofje is binnenkort niet meer het enige kindje in het gezin, want ze krijgt er een broertje of zusje bij. Dit vindt ze best wel spannend.

Stap 1: Bekijk het fragment met de leerlingen.

Stap 2: Voer daarna de werkvorm op de volgende slide en notities uit.

Samenwonen
Knofje woont ook samen, met wie woont Knofje samen?

Een nieuwe huisgenoot
Er komt een extra iemand bij Knofje wonen. Weet iemand wie dat is?
Een broertje of zusje
Knofje vindt het niet zo leuk dat er een nieuwe baby komt. Zouden jullie dat leuk vinden?

Slide 5 - Tekstslide

Werkvorm 2: Broertjes en zusjes

Benodigdheden:
  • Kleurpotloden of stiften
  • A4-papier

Bespreek de volgende vragen klassikaal:
  • Knofje woont ook samen. Met wie woont Knofje samen?
  • Er komt een extra iemand bij Knofje wonen. Weet iemand wie dat is?
  • Knofje vindt het niet zo leuk dat er een nieuwe baby komt. Zouden jullie dat leuk vinden?
Bespreek met de leerlingen wat het betekent om een grote broer of zus te worden, of te zijn:
  • Wie van jullie heeft een broertje of zusje?
  • Hoe vinden jullie het om een grote broer of zus te zijn?
  • Wat vinden jullie het leukst aan een broertje of zusje hebben?
  • Is er iemand die binnenkort een broertje of zusje krijgt? Wat vind je daarvan?
  • Hoe verwacht je dat het gaat worden als je broertje of zusje geboren is?


Doe-opdracht: kruip in de rol van een grote broer of zus
Verzamel in een kring. Jullie gaan samen een verhaal maken over hoe het is om een grote broer of zus te worden.

Stap 1: Begin het verhaal met een zin, bijvoorbeeld: “Er was eens een kindje genaamd [NAAM] dat te horen kreeg dat er nieuwe baby op komst was…”

Stap 2: ‘Doorvertelgesprek’ : wijs een leerling aan om het verhaal voort te zetten. Deze leerling voegt een zin toe aan het verhaal.

Stap 3: Ga door met het ‘doorvertelgesprek’, waarbij iedere leerling een zin toevoegt aan het verhaal. Moedig hen aan om creatief te zijn en gedachten te delen over hoe het zou zijn om broer of zus te worden.

Slide 6 - Video

Werkvorm 3: Uit logeren

Je kunt je ook bij iemand anders in huis thuis voelen, bijvoorbeeld wanneer je gaat logeren bij een vriendje of een familielid. In het fragment dat jullie zo gaan kijken maak je kennis met Romy uit Het Herriehofje. Romy gaat voor de allereerste keer logeren. Dit vindt ze best spannend, daarom zoekt ze naar manieren om het minder eng te maken.

Stap 1: Bekijk het fragment met de leerlingen.

Stap 2: Beantwoord daarna de vragen in de volgende slide.

Uit logeren gaan
Romy gaat logeren bij een vriendinnetje. Wie heeft er al eens ergens gelogeerd? Waar was dat? En wat vond je daarvan?


Heimwee
Romy heeft heimwee. Om zich beter te voelen haalt Romy knuffels op bij haar ouders. Werken deze knuffels?

Slide 7 - Tekstslide

Werkvorm 3: Uit logeren

Benodigdheden:
- A4-papier
- Kleurpotloden

Bespreek de volgende vragen klassikaal:
  • Romy gaat logeren bij een vriendinnetje. Wie heeft er al eens ergens gelogeerd? Waar was dat? En wat vond je daarvan?
  • Romy heeft heimwee. Om zich beter te voelen haalt Romy knuffels op bij haar ouders. Werken deze knuffels?

Stel je voor: jij gaat uit logeren bij een vriendje of vriendinnetje én vindt dat stiekem erg spannend, welke knuffel zou je dan meenemen? Teken of omschrijf deze knuffel.


Afsluiting: Bespreek klassikaal de tekeningen die de leerlingen hebben gemaakt. 

Filmstill 1 Herriehofje
Filmstill 2 Herriehofje

Slide 8 - Tekstslide

Werkvorm 3: Uit logeren

Doe-opdracht: zoek de verschillen
Bij deze opdracht gaan de leerlingen op zoek naar de verschillen en overeenkomsten tussen 2 filmstills uit de serie Het Herriehofje.

Stap 1: Bekijk samen met de leerlingen de 2 filmstills.

Stap 2: Vraag de leerlingen om verschillen en overeenkomsten tussen de 2 filmstills aan te wijzen op het Digibord: van de kleuren en het decor, tot de kinderen zelf.


Als de leerlingen het lastig vinden, gebruik dan de volgende vragen om hen op gang te helpen:
  • Hoe kijkt Romy op de eerste foto?
  • En hoe kijkt Romy op de tweede foto?
  • Wat valt je op aan het bed in de eerste foto?
  • Wat valt je op aan het bed in de tweede foto?
  • Welke verschillen zie je nog meer?
  • Welke overeenkomsten zie je?

Antwoord opties:
  • Op de eerste foto kijkt Romy een beetje verdrietig.
  • Op de tweede foto kijkt Romy weer blij en ziet zij er gerustgesteld uit.
  • Aan het begin ligt Romy in een leeg bed met kussens van haar vriendinnetje.
  • Aan het einde heeft Romy knuffels en kussens van thuis opgehaald.
  • Op beide filmstills is Romy wakker.
  • Op beide filmstills ligt Romy in bed.

Slide 9 - Video

Werkvorm 4: Bang in het donker

Luce, uit de film Luce en de rots vindt het thuis heel erg fijn, maar er zit haar wel één ding dwars: ze is bang in het donker. Hiervoor zoekt ze naar oplossingen om minder bang te zijn.


Stap 1: Bekijk het fragment uit Luce en de rots.

Stap 2: Bespreek daarna de volgende vragen met de leerlingen:
  • Luce is bang in het donker, waar zie je dat aan?
  • Ben jij ook wel eens bang in het donker? Laat de leerlingen één voor één vertellen waar zij bang voor zijn. Vraag aan de andere leerlingen om hun hand op te steken wanneer zij daar ook bang voor zijn.
  • Vraag vervolgens aan de leerlingen die hun hand hebben opgestoken waardoor het komt dat zij bang zijn. En vraag door: hebben ze een al oplossing voor gevonden om minder bang te zijn?
  • Om minder bang te zijn houdt Luce haar zaklamp goed vast, dit helpt Luce tegen haar angst. Waarom denken jullie dat Luces zaklamp helpt tegen bang zijn in het donker?

Muziek en geluid
In films worden muziek en geluid gebruikt om scènes spannender, grappiger of verdrietiger te maken. 

Muziek zijn meestal liedjes waarin je verschillende instrumenten kan horen en waar vaak in gezongen wordt. 

Geluiden helpen ons de film beter te begrijpen en maken het alsof we er zelf bij zijn. Bijvoorbeeld, als iemand in de film op straat loopt, horen we de voetstappen.

Slide 10 - Tekstslide

Werkvorm 4: Bang in het donker

Doe-opdracht: dat klinkt als filmmuziek
Geluiden in films helpen ons om een film beter te begrijpen. Het lijkt dan net alsof we er zelf bij zijn. Een voorbeeld: als iemand in de film op straat loopt, horen we de voetstappen. Of als er in de film een auto heel hard rijdt, horen we het geluid van een brullende motor ‘wrooooomomomomommm’.

Ook in Luce en de rots wordt veel muziek en geluid gebruikt om een gebeurtenis te verbeelden. In deze werkvorm gaan jullie vervangende geluiden bedenken bij een fragment dat je samen gaat bekijken.


Stap 1: Leg aan de leerlingen uit waar geluid en muziek in films voor worden gebruikt.

Stap 2: Bekijk samen het fragment op de volgende slide (slide 11). Dit fragment is zonder geluid. Vraag de leerlingen om na te denken over een geluid dat ze vinden passen bij het fragment.

Stap 3: Laat de leerlingen zelf een geluid bedenken met hun handen, voeten of mond. 

Optioneel: Gebruik voorwerpen uit de klas om geluiden te maken.

Stap 4: Ga de kring rond en laat leerlingen het geluid demonstreren. Vraag waarom ze dat geluid passend vinden.

Slide 11 - Video

Werkvorm 4: Bang in het donker

Dit fragment hoort bij de opdracht van slide 10. 

Slide 12 - Tekstslide

Leer meer met NFF

Wil je nog meer doen met filmeducatie in de klas?
Neem dan eens een kijkje in het lesmateriaal van het NFF, voor meer filmlessen in de klas. 

Of schrijf je in voor de onderwijsnieuwsbrief, om op de hoogte gehouden te worden over ons educatieprogramma en voor tips en tricks voor filmeducatie in je klas!

Veel plezier op het Nederlands Film Festival!