Stichting FutureNL
Wij brengen digitale vaardigheden écht in de klas

Les 1 | Wat weet ik al en wat nog niet?

1 / 6
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformatievaardighedenBasisschoolGroep 3

In deze les zitten 6 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Introductie

In deze les maken leerlingen kennis met "het mindmap-concept". Wat weten zij al over een onderwerp en wat zouden zij hier nog over willen weten? Deze les past bij de voorbereidingen van een spreekbeurt die ze of dit jaar of later zullen geven.

Instructies

Achtergrondinformatie
Marjolein Tuinhout (VU Amsterdam) heeft een artikel geschreven over het effect van mindmappen met kleuters. Door het mindmappen van informatie (afbeeldingen) kunnen leerlingen deze informatie beter onthouden. 

Vooraf
Begin de les met een vraag. Hier kun je een filmpje voor gebruiken met een bepaald onderwerp. Vraag aan leerlingen wat zij over dit onderwerp weten.

Instructie
Leg uit dat je het beste een mindmap kunt gebruiken om de informatie die je al weet te structureren. 

Verwerking
Net zoals in het artikel van Marjolein kun je met twee hoepels en een aantal plaatjes leerlingen de opdracht geven om de plaatjes op de goeie manier te sorteren. In het artikel wordt het volgende stappenplan gegeven:
  1. Laat de kleuters in tweetallen met elkaar brainstormen over woorden die passen bij het thema. 
  2. Bespreek klassikaal de gevonden woorden en schrijf deze op een vel papier. 
  3. Maak woordkaartjes bij de gevonden woorden met een bijpassende afbeelding, zodat de woorden voor de leerlingen gevisualiseerd worden. 
  4. Geef elke kleuter een kaartje en leg vier hoepels op de grond. 
  5. Vraag de kleuters om één voor één hun kaartje in een hoepel te leggen. Laat de kinderen verwoorden waarom ze hun kaartje in een bepaalde hoepel neerleggen. Ligt er ergens al een kaartje? Laat de kleuter dan nadenken waar zijn/haar kaartje het beste bij past. Elke hoepel vormt een aparte categorie waar bepaalde woorden bij horen (in de eerste hoepel liggen bijvoorbeeld alle woorden die horen bij ‘de zomer’). 
  6. Maak een mindmap op basis van hoe de woordkaartjes neergelegd zijn in de hoepels. Zet het thema in het midden. De categorieën van de hoepels vormen de takken. Plak de afbeeldingen van de woorden bij de juiste tak. 
Via deze link kun je een aantal voorbeelden van mindmaps vinden. 

Instructie II
Tijdens het tweede instructiemoment draait het om het opzoeken van informatie. Leg uit op welke manieren je informatie kunt zoeken (welke bronnen je hier voor kunt gebruiken) door verschillende voorbeelden te laten zien. 

Verwerking
Vraag aan leerlingen hoe zij de informatie die zij nog niet weten kunnen opzoeken. Welke vragen kunnen zij stellen? Laat leerlingen in groepjes verschillende vragen bedenken. 
VB. Als het over spinnen gaat kunnen leerlingen de vraag bedenken hoeveel poten een spin heeft. 

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Begin de les met een vraag. Hier kun je een filmpje voor gebruiken met een bepaald onderwerp, zoals het filmpje hierboven over een lieveheersbeestje. Vraag aan leerlingen wat zij over dit onderwerp weten.

Slide 3 - Tekstslide

Leg uit dat je het beste een mindmap kunt gebruiken om de informatie die je al weet te structureren. 

(Je kunt voor deze uitleg de mindmap over sinterklaas gebruiken en deze uitbreiden door op het digibord te schrijven)

Slide 4 - Tekstslide

Net zoals in het artikel van Marjolein kun je met twee hoepels en een aantal plaatjes leerlingen de opdracht geven om de plaatjes op de goeie manier te sorteren.

Slide 5 - Tekstslide

Tijdens het tweede instructiemoment draait het om het opzoeken van informatie. Leg uit op welke manieren je informatie kunt zoeken (welke bronnen je hier voor kunt gebruiken) door verschillende voorbeelden te laten zien.

Bijvoorbeeld door het aan iemand te vragen, door het op te zoeken in een boek in de bibliotheek of door het op internet op te zoeken.  

Slide 6 - Tekstslide

Vraag: Als je iets niet weet, welke vragen kun je dan stellen? Als je bijvoorbeeld wil weten hoeveel poten een spin heeft kun je vragen: 'Hoeveel poten heeft een spin?'

Laat leerlingen in groepjes verschillende vragen bedenken over een onderwerp. En schrijf deze zelf op (want deze heb je nodig tijdens de volgende les). 

Aan het eind van de les, één vraag uitkiezen die in de volgende les gebruikt kan worden.