Geschiedenisleraar.nl
Dé link tussen verleden en heden

Burgers en Stoommachines Proefwerk

Burgers en stoommachines

De opkomst van de machines
Burgers en stoommachines
Proefwerk
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenistoetsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Burgers en stoommachines

De opkomst van de machines
Burgers en stoommachines
Proefwerk

Slide 1 - Tekstslide


Gebruik de bron
Leg uit dat de houding van deze fabrikant aan de ene kant wél kenmerkend was, en aan de andere kant juist niet.
⇒Leg dit uit.
Doe het zo:
Aan de ene kant kenmerkend, want ...

Aan de andere kant niet kenmerkend, want ...

Slide 2 - Open vraag


Gebruik de bron
In Amsterdam werd de kar van de poepophaler, ook wel ‘boldootwagen’ genoemd, naar het toen bekende bedrijf Boldoot. Verklaar die naam met behulp van de bron.

Slide 3 - Open vraag


Gebruik de bron
Veel kinderen uit arbeidersgezinnen gingen niet naar school maar werkten in fabrieken.

⇒Voor welke groep werknemers heeft de fabrikant een voorkeur? 
⇒Geef ook een reden waarom hij die groep kiest.

Slide 4 - Open vraag


Gebruik de bron
⇒Leg uit het ophalen van de poepemmers, zoals je ziet in de bron, kon zorgen voor gevaarlijke situaties.

Slide 5 - Open vraag


Pas na 1850 werden na veel discussie in de meeste steden riolering en waterleiding aangelegd.
⇒Noem één argument dat toen door tegenstanders van de aanleg werd gebruikt.
⇒Noem één argument dat toen door voorstanders van de aanleg werd gebruikt.

Slide 6 - Open vraag


⇒Waarom lieten de ouders de kinderen niet naar school gaan?

Slide 7 - Open vraag


Vanaf 1870 kwamen er in Nederland steeds meer fabrieken. In deze fabrieken gingen veel kinderen werken.
⇒Geef één argument van een voorstander en,
⇒Geef één argument van een tegenstander van kinderarbeid in fabrieken.

Slide 8 - Open vraag


Gebruik de bron
Op de tekening is op de voorgrond een fabrieksdirecteur te zien met op de achtergrond een aantal arbeiders. De tekenaar komt op voor de arbeiders.


⇒Leg met behulp van twee beeldelementen uit hoe te zien is dat de tekenaar opkomt voor de arbeiders.

Slide 9 - Open vraag


Gebruik de bron
In artikel 2 worden twee vormen van kinderarbeid genoemd die toegestaan bleven. Toch was het de bedoeling van de wet om kinderen te beschermen tegen werken op jonge leeftijd.
⇒Tegen welke vorm van kinderarbeid was de wet in het bijzonder gericht?

Slide 10 - Open vraag


Gebruik de bron
⇒Op welke twee verschillende manieren probeerden arbeiders hun situatie rond 1900 te verbeteren?

Slide 11 - Open vraag


Gebruik de bron
Zie je op deze tekening een stad vóór de Industriële Revolutie of tijdens de Industriële Revolutie? 
⇒Leg je antwoord uit met minstens twee argumenten. 

Slide 12 - Open vraag


Gebruik de bron
⇒Over welk probleem gaat de poster in de bron?

Slide 13 - Open vraag

Waarom was het vrouwenkiesrecht zo belangrijk voor Aletta Jacobs?

⇒Kies het juiste antwoord.
A
Aletta wilde zelf graag minister worden.
B
Aletta dacht dat vrouwen beter zijn in het kiezen van een nieuwe regering dan mannen.
C
Aletta vond dat vrouwen slimmer zijn dan mannen.
D
Aletta vond dat vrouwen dezelfde rechten als mannen moesten hebben

Slide 14 - Quizvraag

⇒Wat was een gevolg van de industrialisatie in Nederland?
A
een afname van de stedelijke bevolking
B
een toename van het aantal fabrieksarbeiders
C
het verdwijnen van de landbouw
D
een toename van de huisnijverheid

Slide 15 - Quizvraag

Drie uitvindingen:

1. Spinning Jenny
2. Schietspoel
3. Stoommachine van James Watt

⇒Wat is de juiste volgorde?
Let op: van vroeg naar laat
A
1-3-2
B
3-2-1
C
2-1-3
D
2-3-1

Slide 16 - Quizvraag

Een omschrijving:

Het zijn organisaties die opkomen voor de belangen van de arbeiders.
In de 19e eeuw wilden werkgevers niet dat de arbeiders er lid van waren.

⇒Welk begrip hoort bij de omschrijving?
A
liberale partijen
B
bedrijven
C
vakbonden
D
scholen

Slide 17 - Quizvraag

Een tekenaar maakte deze spotprent naar aanleiding van het aannemen van de Leerplichtwet (1900).

In 1900 ging nog altijd 10% van de kinderen tussen de zes en twaalf jaar niet naar school.

⇒Wat was volgens de tekenaar een belangrijke reden voor het niet naar school gaan van deze groep?
Gebruik de bron
A
De kinderen van rijke ouders konden al lezen, rekenen en schrijven.
B
De kinderen wilden niet naar school omdat het thuis veel leuker was.
C
Er waren ouders die kinderen lieten werken omdat ze het loon nodig hadden.
D
Er waren te weinig scholen om alle kinderen les te geven.

Slide 18 - Quizvraag

Een bewering over werken in de fabriek in de 19e eeuw

Het werken in de fabriek was zwaar en gevaarlijk. Toch maakte de regering niet direct wetten met strenge veiligheidsvoorschriften.

A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Een bewering over werken in de fabriek in de 19e eeuw

De werkomstandigheden in de fabriek waren ongezond. Toch lieten werkgevers vooral vrouwen en kinderen in de fabriek werken.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Een stoommachine produceert zelf geen industrieproducten.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Een stoommachine vereist veel meer technische kennis dan een waterrad.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Door het gebruik van de stoommachine waren er minder plaatsen geschikt voor de bouw van een fabriek dan bij het gebruik van het waterrad.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 23 - Quizvraag

⇒Wanneer hadden arbeiders de grootste kans op succes tijdens een staking?

A
1. De arbeiders werkten goed met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten slecht met elkaar samen.
B
1. De arbeiders werkten goed met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten goed met elkaar samen.
C
1. De arbeiders werkten slecht met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten slecht met elkaar samen.
D
1. De arbeiders werkten slecht met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten goed met elkaar samen.

Slide 24 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding die stond in een socialistische krant (1903).

⇒Wat is het onderwerp van de tekening?


Gebruik de bron
A
de aanleg van spoorwegen in Nederland
B
een protest van boeren tegen moderne vervoermiddelen
C
een staking van spoorwegarbeiders
D
het ontslag van overbodig spoorwegpersoneel door werkgevers

Slide 25 - Quizvraag

enkele beweringen naar aanleiding van de bron:
1- De nieuwe manier waarop de magneet werd gemaakt is een voorbeeld van arbeidsdeling.
2- Doordat de magneet op een andere manier werd gemaakt stegen de productiekosten.
3- Het gebruik van de lopende band zorgde voor meer productiviteit.
4- Om de eentonigheid van het werk weg te nemen werd de magneet op een andere manier gemaakt.

⇒Welke twee beweringen over de bron zijn juist?
Gebruik de bron
A
bewering 1 bewering 3
B
bewering 2 bewering 3
C
bewering 1 bewering 4
D
bewering 2 bewering 4

Slide 26 - Quizvraag

⇒Waarom hadden veel ouders kritiek op deze wet?
Gebruik de bron
A
omdat arme gezinnen de inkomsten van werkende kinderen hard nodig hadden om in leven te blijven
B
omdat boeren hun kinderen onder de twaalf jaar niet meer op hun bedrijf mee mochten laten werken
C
omdat kinderen verplicht werden tot hun twaalfde jaar onderwijs te volgen
D
omdat ouders hun kinderen onder de twaalf jaar niet meer konden dwingen huishoudelijk werk te verrichten

Slide 27 - Quizvraag

⇒Waarom maakte de Nederlandse bijdrage in Londen en Parijs zo weinig indruk?
Gebruik de bron
A
Omdat de Britten en Fransen jaloers waren. De Nederlandse industrie maakte producten van grote kwaliteit.
B
Omdat Groot-Brittannië en Frankrijk industrieel al verder ontwikkeld waren. Deze ontwikkeling kwam in Nederland pas later op gang.
C
Omdat Nederland al lang geleden was begonnen met industrialiseren. De Nederlandse fabrieken waren daardoor niet modern maar verouderd.
D
Omdat Nederland een concurrent was van Groot-Brittannië en Frankrijk. De Nederlandse industrie produceerde tegen lage kosten.

Slide 28 - Quizvraag

⇒Wanneer hadden arbeiders de grootste kans op succes tijdens een staking?

A
1. De arbeiders werkten goed met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten slecht met elkaar samen.
B
1. De arbeiders werkten goed met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten goed met elkaar samen.
C
1. De arbeiders werkten slecht met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten slecht met elkaar samen.
D
1. De arbeiders werkten slecht met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten goed met elkaar samen.

Slide 29 - Quizvraag

⇒Waarom was de uitvinding van de stoommachine zo belangrijk?
A
Stoomkracht is een gemakkelijk te verkrijgen energiebron.
B
Stoomkracht wordt voor veel verschillende machines gebruikt.
C
Stoomkracht veroorzaakt geen luchtvervuiling.
D
Stoommachines zijn niet duur om te maken.

Slide 30 - Quizvraag

Het loon van de arbeiders was laag.

⇒Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?

De fabrikant wil zo veel mogelijk winst maken.
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 31 - Quizvraag

Het loon van de arbeiders was laag.

⇒Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?

Slecht en eentonig voedsel
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 32 - Quizvraag

Vakbonden konden de situatie van de arbeiders wél verbeteren.

⇒Welke uitdrukking past het best bij de manier waarop vakbonden werken?
A
Drie tegen één is gemeen.
B
Ieder voor zich.
C
Samen staan we sterk.

Slide 33 - Quizvraag

Groepen arbeiders richtten ..(1).. op, om samen
sterker te staan. Deze organiseerden ..(2).. en ‘dwongen’ fabrikanten om hun arbeiders beter te behandelen.

⇒Welke woorden moeten bij 1 en 2 staan?
A
1 = stakingen 2 = verkiezingen
B
1 = partijen 2 = demonstraties
C
1 = vakbonden 2 = stakingen
D
1 = bedrijven 2 = vergaderingen

Slide 34 - Quizvraag

⇒Vul aan: Urbanisatie is ...
A
de groei van steden, doordat mensen van het platteland naar de stad verhuizen.
B
de groei van steden, waarna mensen vanuit de stad naar het platteland verhuizen.
C
de groei van steden, doordat mensen in de fabrieken willen werken.
D
de groei van het platteland, doordat mensen niet meer in de vieze arbeiderswijken willen wonen.

Slide 35 - Quizvraag

Doordat de arbeiders dicht op elkaar woonden, was er nauwelijks criminaliteit. Arbeiders konden elkaar immers altijd helpen wanneer iemand werd aangevallen of bedreigd.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Omdat in de stad soms besmettelijke ziektes voorkwamen, zoals tyfus, bleven arbeiders het
liefst aan de rand van de stad wonen. Daar waren ze beter beschermd.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 37 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"Ik kom op voor de belangen van de arbeiders."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist

Slide 38 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist

Slide 39 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"Mannen en vrouwen moeten dezelfde rechten krijgen."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist

Slide 40 - Quizvraag