Geschiedenisleraar.nl
Dé link tussen verleden en heden

Historische Context Duitsland in Europa: 1919-1933


Historische Context
Duitsland in Europa


Deel 2: 1919-1933
1 / 61
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 61 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Historische Context
Duitsland in Europa


Deel 2: 1919-1933

Slide 1 - Tekstslide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar, 1919-
1933?

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten

  • 37: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
  • 38: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme
  • 39: De crisis van het wereldkapitalisme

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet jij eigenlijk van
Adolf Hitler?

Slide 5 - Woordweb


Interbellum


  • Een interbellum (van het Latijn inter, tussen en bellum, oorlog) is een periode tussen twee oorlogen.

  • Het interbellum is de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog (1919-1939)

Slide 6 - Tekstslide

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog (1)
  • Eerste democratie in Duitsland: Republiek van Weimar (1919)

  • Verlies van de oorlog komt hard aan, zowel emotioneel als economisch. 

  • De herstelbetalingen zijn niet op te brengen door de regering, en de inflatie is groot.

Slide 7 - Tekstslide

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog (2)

  • Het vertrouwen in de republiek (democratie) is laag.

  • Verschillende groepen (extreemlinks/extreemrechts) proberen de macht te grijpen (staatsgreep) en er is veel politiek geweld (o.a. moorden op politici)

Slide 8 - Tekstslide


Spartacusopstand
1919



  • In Berlijn brak de communistische Spartacusopstand uit.
  • Politie en leger onderdrukten deze poging tot revolutie om van Duitsland een radenrepubliek te maken
  • De leiders, Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, werden vermoord. 

Slide 9 - Tekstslide


Vrijkorpsen

  • Gewapende groeperingen van (rechtse) oud-militairen
  • Ze geloofden sterk in de Dolkstootlegende
  • Volgens de aanhangers van deze legende lag de oorzaak van de nederlaag van de oorlog bij de communisten en joden, en niet bij de militairen. 
  • De regering maakte handig gebruik van de gewapende vrijkorpsen om van de communistische opstanden af te komen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


Bezetting van het Ruhrgebied
1923-1924



  • Omdat Duitsland de herstelbetalingen niet meer kan opbrengen, bezetten Franse troepen het Ruhrgebied om Duitsland te dwingen tot betalen.
  • Dit was toegestaan volgens het Verdrag van Versailles.
  • Franse troepen blijven in het Saargebied tot 1925.


Franse troepen bezetten Essen

Slide 12 - Tekstslide

Hitler's jonge jaren (1)

  • Adolf Hitler wordt in 1889 geboren in Braunau am Inn (Oostenrijk-Hongarije)

  • Hij vertrekt op 17-jarige leeftijd naar Wenen, om daar een 'beroemde kunstenaar' te worden. Dit mislukt, hoewel hij zeker tekentalent had.

Slide 13 - Tekstslide

Hitler's jonge jaren (2)
  • Hij is op dat moment nog geen antisemiet (jodenhater). Hij raakt echter steeds meer onder de indruk van de antisemtische burgemeester van Wenen.

  • Rond 1913 vertrekt hij naar München in Duitsland, omdat hij teleurgesteld is in Oostenrijk-Hongarije

Slide 14 - Tekstslide

Hitler's jonge jaren (3)
  • Als Oostenrijk gaat hij vrijwillig het Duitse leger in als de Eerste Wereldoorlog begint.

  • Hij is niet zo'n beste soldaat. Alle 'heldendaden', die hij zelf heeft beschreven, blijken onzin te zijn: hij was een koerier die zelden aan het front te vinden was.

Slide 15 - Tekstslide

Hitler's jonge jaren (4)
  • In oktober 1918 raakt hij in België bij een mosterdgas-aanval gewond, en is hij drie maanden blind. De overgave van het Duitse leger hoort hij in het ziekenhuis.

  • Hitler kan het moeilijk bevatten. Voor hem kwam het verlies niet door de soldaten, maar door het verraad van Joden en communisten

Slide 16 - Tekstslide

Hitler's jonge jaren (4)
  • In oktober 1918 raakt hij in België bij een mosterdgas-aanval gewond, en is hij drie maanden blind. De overgave van het Duitse leger hoort hij in het ziekenhuis

  • Hitler kan het moeilijk bevatten. Voor hem kwam het verlies niet door de soldaten, maar door het verraad van Joden en communisten

Slide 17 - Tekstslide

Hitler in de politiek (1)
  • Hitler moet in dienst van het leger onderzoeken of de vele kleine politieke groepen in Duitsland een bedreiging zijn voor de Republiek van Weimar.

  • Dit waren vaak nationalistische en zeer teleurgestelde Duitsers.

  • Bij één van de partijen (DAP) sluit hij zich uiteindelijk aan. 

Slide 18 - Tekstslide

Hitler in de politiek (2)
  • Hitler blijkt een talent te hebben voor het houden van toespraken. Deze toespraken worden gehouden in bierkelders. 

  • Binnen de partij, inmiddels omgedoopt tot NSDAP (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij), neemt Hitler steeds meer de rol van leider op zich.

Slide 19 - Tekstslide

Hitler in de politiek (3)
  • Hitler's ideeën zijn al die tijd vrijwel niet veranderd:

  1. Verdrag van Versailles is slecht
  2. Het land is overgenomen door een buitenlandse bezetter (Frankrijk)
  3. Het is allemaal de schuld van Joden en Communisten
  4. Duitsland heeft Lebensraum (levensruimte nodig)
  5. Er moet één sterke leider komen

Slide 20 - Tekstslide

Hitler in de politiek (4)
  •  Hitler bewonderde de fascistische (=extreemrechts) leider van Italië, Mussolini, die in 1922 met de Mars op Rome de macht had gegrepen.

  • Hitler vond dat de tijd was gekomen voor een Mars op München (en zelfs Berlijn): een staatsgreep om de zwakke regering af te zetten.

Slide 21 - Tekstslide


Fascisme

  • Fascisme is een politieke stroming, 
  • Wordt ook wel extreem-rechts genoemd

  • De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
  • Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 22 - Tekstslide


Benito Mussolini


  • Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
  • Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)

  • Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 23 - Tekstslide

Fascisme in Europa
  • 'Oplossing voor de crisis'

  • Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 24 - Tekstslide

Oswald Mosley (Engeland)
Anton Mussert (Nederland)

Slide 25 - Tekstslide


Francisco Franco

  • Caudillo de España por la Gracia de Dios (leider van Spanje bij de Gratie Gods)
  • Fascistische dictator van Spanje tussen 1939 en 1975(!), die een einde aan de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) maakte.

  • Historici zijn het er overigens niet over eens of Franco daadwerkelijkin het rijtje van fascistische leiders als Mussolini en Hitler hoort.


Slide 26 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is. (Leidersbeginsel/Führerbeginsel)

Slide 27 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste: Sociaal-Darwinisme)


Slide 28 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (3)

  • Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan denken.

  • Geweld is goed: geen woorden maar daden

  • De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.

Slide 29 - Tekstslide

 Nationaal-Socialisme
  • Met Nationaal-Socialisme wordt het Duits fascisme in de periode 1933-1945 bedoeld

  • Ook wel: nazisme genoemd

  • De aanhangers worden ook wel nazi's genoemd

  • De Nederlandse NSB was ook nationaal-socialistisch

Slide 30 - Tekstslide

Kenmerken van nationaal-socialisme

  • Het Duitse ras moet raszuiver worden gehouden.

  • Rassenleer en antisemitisme

  • Het Duitse volk heeft Lebensraum (=levensruimte) nodig.

  • Heim ins Reich: alle Duitsers moeten in één groot rijk wonen

Slide 31 - Tekstslide

Video
Clipphanger: Wat is fascisme?

Slide 32 - Tekstslide

0

Slide 33 - Video


Bierkellerputsch
1923



  • Hitler's mislukte staatsgreep (putsch) in München.
  • Hij wordt gearresteerd en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar. 

Slide 34 - Tekstslide


Hitler wordt vrijgelaten
1924



Hitler hoeft uiteindelijk slechts 9 maanden 
van zijn straf uit te zitten in de Landsberg-gevangenis

Slide 35 - Tekstslide


Mein Kampf
1925



  • Hitler gebruikte zijn tijd in de gevangenis om zijn boek 'Mein Kampf' te schrijven.
  • Een slecht geschreven en bij elkaar gefantaseerd boek, met vage hersenspinsels...tenminste: toen nog wel...

Slide 36 - Tekstslide

Video
Wat staat er in Mein Kampf?

Slide 37 - Tekstslide

0

Slide 38 - Video


Duitsland 
1924-1929


  • Politiek en economisch gaat het beter met het land
  • Verdrag van Locarno (1925), Kellog-Briand-Pact (1928)
  • Duitsland is in 1926 lid van de Volkenbond geworden (Erfüllungspolitik)
  • De Amerikanen steunen de Duitse economie met het Dawesplan
  • Mensen hebben weer vertrouwen en lijken Hitler te zijn vergeten...

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide


Crisis in de wereld 
vanaf 1929



  • Door overproductie van fabrieken, veel kopen op afbetaling en teveel vertrouwen in aandelenhandel, klapt de Amerikaanse economie in elkaar.
  • Landen die veel met de VS handelen, worden de crisis mee in gesleept... 

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

En Hitler?
  • Die zegt hetzelfde als altijd: het is de schuld van het Verdrag van Versailles, joden, communisten, enz.

  • Hitler had na de mislukte staatsgreep besloten om alleen nog via verkiezingen aan de macht te komen...

  • ...en mensen stemmen massaal op hem!

Slide 50 - Tekstslide


Hitler wordt kanselier
30 januari 1933



  • Na de verkiezingen van november 1932, waarbij de NSDAP de grootste werd, wordt het land vrijwel onbestuurbaar
  • Andere partijen (en de president) kunnen niet meer om Hitler heen: 
  • hij wordt kanselier (minister-president). 

Slide 51 - Tekstslide


Rijksdagbrand
27 februari 1933



  • Een Nederlandse communist, Marinus van der Lubbe, wordt opgepakt, veroordeeld en geëxecuteerd. 

  • Aan zijn schuld wordt echter nu nog steeds ernstig getwijfeld...

Slide 52 - Tekstslide


Machtingswet
24 maart 1933


  • ...de brand komt Hitler namelijk wel érg goed uit: hij kan de noodtoestand in Duitsland uitroepen (Rijksdagbrandverordening, februari 1933)
  • Een maand later neemt het Duitse parlement een noodwet aan, de Machtigingswet.
  • Deze wet geeft Hitler onbeperkte macht: Duitsland is een dictatuur.

Slide 53 - Tekstslide


Rijksdagbrandverordening 
en Machtingswet




  • De Grondwet kan door Hitler worden aangepast en opgeschort, zonder goedkeuring van het Duitse parlement.
  • Alle partijen, behalve de NSDAP, worden verboden.
  • Sommige burgerrechten worden opgeschort (o.a. briefgeheim)
  • Gelijkschakeling: iedereen moet zich houden aan de ideologie van de Nazi's

Slide 54 - Tekstslide

Video
Histoclips: Hoe kwam Hitler aan de macht?

Slide 55 - Tekstslide

0

Slide 56 - Video


Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.

Slide 57 - Quizvraag



Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?

A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
De Amerikaanse president had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.

Slide 58 - Quizvraag




Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?

A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht

Slide 59 - Quizvraag



Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 60 - Open vraag



Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 61 - Open vraag