lesplan

Hot spots

Wil je met dit lesplan aan de slag? Klik op de knop hieronder om een eigen kopie te maken in 'Mijn Lessen'. Vervolgens kun je de lessen aanpassen naar jouw wensen.

De titel kan wellicht wat verwarrend zijn: een werkvorm Hot Spots met het component Hotspot? Klopt dat wel? Ja, de officiële term van deze werkvorm is Hot Spots. Dat wij daar het component met dezelfde naam aanhangen is puur toeval. En dat dit in combinatie met elkaar een mooie werkvorm oplevert, dát kan geen toeval meer zijn!

Wat is het?

Bij deze werkvorm maak je, naast hotspots, gebruik van het woordweb in LessonUp. De belangrijkste interactiviteit zit hem echter niet in het gebruik van devices, maar juist bij het onderlinge gesprek in de klas. De werkvorm Hotspots is goed te gebruiken bij zaakvakken, maar leent zich ook goed voor gesprekken met de klas tijdens een studieles of mentor-moment.

Hoe maak je het?

Stap 1

Maak een nieuw woordweb aan in LessonUp, en voer de vraag, opdracht, onderwerp, afbeelding of stelling in. Deze kun je zo complex maken als je zelf wilt. In het voorbeeld gebruiken we een opdracht voor het vak Geschiedenis: “Noem 1 uitvinding die werd gedaan rond 1900.” Dit is een sterk inhoudelijk onderwerp, maar het kan ook een onderwerp zijn dat breder is, kijkend naar de actualiteit en het nieuws (‘Wat is jouw mening over…’), waarbij het vooral gaat om wát de denkwijze van de leerlingen is en wáárom de leerling een bepaalde denkwijze heeft.
Stap 2

Plaats vervolgens vier componenten Hotspot in de het woordweb, in elke windrichting eentje. In de bovenste hotspot zet je de tekst “Belangrijk”, in de onderste “Onbelangrijk”. In de linker hotspot zet je “Waar”, “Zeker waar”, of “Goed”. In de hotspot aan de rechterzijde het tegenovergestelde: “Niet waar”, “Zeker niet waar”, of “Fout”. De hotspots zijn dichtgeklapt bij de aanvang van de werkvorm. Ze worden pas ná de invoer van de leerlingen getoond.

Hoe zet je het in?

Deze werkvorm is goed in te zetten bij het activeren van voorkennis. Door de leerlingen eerst van beide cirkels een of meerdere voorbeelden te vragen, om hierin vervolgens logische relaties te laten zoeken, overstijg je het niveau van alleen maar woorden vragen en vervolgens verder te gaan naar andere onderdelen van de les. Juist het nadenken over elkaars reacties geeft het activeren van voorkennis nog meer rendement.

Zoals al aangegeven, kun je deze werkvorm bij nagenoeg elk vak inzetten. In deze voorbeeldles staan een aantal voorbeelden, maar vermoedelijk kun je zelf nog tientallen andere bedenken.

Laat, voor het overzicht in de werkvorm, elke leerling maar één antwoord geven. Sluit na het invoeren het woordweb en toon alle ingevoerde woorden. Ga vervolgens met elkaar in gesprek: welke woorden zijn er gegeven, wat bedoel je ermee, enz.?
Toon nu de tekst bij de twee horizontale hotspots. Is het waar of juist wat er is ingevoerd? Dan sleep je de invoer naar de linkerzijde van het scherm. Is het niet waar, naar de rechterzijde. Waar of niet waar zijn natuurlijk relatief en afhankelijk van het gegeven onderwerp of stelling. Het kan in dit geval ook ‘waarschijnlijk waar’ zijn. Het gaat in deze werkvorm namelijk altijd om de denkwijze van de leerlingen.
Toon vervolgens ook de twee teksten bij de verticale hotspots: belangrijk en onbelangrijk. De leerlingen gaan nu bepalen of de reacties belangrijk zijn of minder belangrijk zijn. Omdat de reacties vrij te verplaatsen zijn, hoeven zij niet perse helemaal boven- of onderaan te staan.

Je kunt dit ook als een schaal zien, waarbij er zeker ruimte is voor een ‘beetje belangrijk’. Ook hier zijn de meningen van en de interactie tussen de leerlingen belangrijker dan de feitelijke juistheid. Zeker bij onderwerpen die meer vanuit een stelling worden behandeld.
Moeilijkheidsgraad (ontwerpen): *