Respect Leskanaal
by Respect Foundation - Week van Respect

VO - Gemeenteraadsverkiezingen

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Introductie

Op 21 maart is het weer tijd om te stemmen voor de gemeenteraad. Iedere Nederlander van 18 jaar en ouder heeft het recht om mee te beslissen. Met deze les kun je in het kort aan je leerlingen uitleggen hoe het werkt en waarom de verkiezingen plaatsvinden. Daarna kun je aan de slag met de verdiepingsopdracht. Een les om je leerlingen te informeren en te activeren!

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Op 21 maart is het weer tijd om te stemmen voor de gemeenteraad. Iedere Nederlander van 18 jaar en ouder heeft het recht om mee te bepalen.
Met deze les kun je in het kort aan je leerlingen uitleggen hoe het werkt en waarom de verkiezingen plaatsvinden. Daarna kun je aan de slag met de verdiepingsopdracht.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zit het nou precies?

Iedere Nederlander boven de 18 jaar met kiesrecht krijgt een oproep om te stemmen. In Nederland heeft iedereen vanaf 18 jaar kiesrecht en verlies dit recht alleen door hele zware misdaden te plegen (en als je dus letterlijk in de gevangenis zit).
In sommige landen zijn er andere regels voor kiesrecht, maar bijna overal ter wereld mogen alle volwassenen meestemmen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat heb je nodig om te stemmen?


Het enige dat je nodig hebt is een stempas en een ID-bewijs. De stempas wordt naar elke Nederlander persoonlijk opgestuurd via de post. Deze neem je mee naar het stemlokaal in de buurt op de dag van de verkiezingen, samen met je ID-bewijs.

Slide 4 - Tekstslide

Waar zijn er allemaal verkiezingen voor?
In Nederland zijn er verkiezingen voor:

1. Gemeenteraad
2. De provinciale Staten
3. Eerste Kamer
4. Tweede Kamer

Slide 5 - Tekstslide

Waar zijn er allemaal verkiezingen voor?
In Nederland zijn er verkiezingen voor:

1. Gemeenteraad
2. De provinciale Staten
3. Eerste Kamer
4. Tweede Kamer

Slide 6 - Tekstslide

Waar zijn er allemaal verkiezingen voor?
In Nederland zijn er verkiezingen voor:

1. Gemeenteraad
2. De provinciale Staten
3. Eerste Kamer
4. Tweede Kamer

Slide 7 - Tekstslide

Waar zijn er allemaal verkiezingen voor?
In Nederland zijn er verkiezingen voor:

1. Gemeenteraad
2. De provinciale Staten
3. Eerste Kamer
4. Tweede Kamer

Slide 8 - Tekstslide

Gemeenteraad:

Elke gemeente heeft een raad. Deze raad wordt gekozen door het volk. Vervolgens bepaalt de raad welke wethouders er in de stad aan de slag gaan om de dagelijkse beslissingen over de stad te nemen. Dit doen de wethouders samen met de burgemeester (deze burgemeester wordt door de regering gekozen).

GEMEENTERAAD = Belangrijk dus!

Slide 9 - Tekstslide

Eerste Kamer:

De 75 leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten. Daarom zijn de verkiezingen van Provinciale Staten erg belangrijk!

Samen met de Tweede Kamer vormt de Eerste Kamer het Nederlandse parlement. Het is de taak van de Eerste Kamer om de wetsvoorstellen die zijn goedgekeurd door de Tweede Kamer te controleren. Pas na de goedkeuring van de Eerste Kamer worden de wetten officieel ingevoerd.

Slide 10 - Tekstslide

De Provinciale Staten:

Dit lijkt een beetje op de gemeenteraad, maar dan voor de twaalf provincies van Nederland. De Provinciale Staten kiezen de leden die wat te zeggen hebben op provinciaal niveau. Het is de taak van deze leden om het dagelijks bestuur in een provincie uit te voeren. Ook kiezen de leden van de Provinciale Staten de leden van de Eerste Kamer.

Slide 11 - Tekstslide

Tweede Kamer:

De bekendste verkiezingen zijn de Tweede Kamerverkiezingen. Deze krijgen ook de meeste aandacht in de media. Het gaat om het kiezen van de 150 leden van de Tweede Kamer. Het volk kiest!
Dit gebeurt om de vier jaar (maar als er onenigheid ontstaat binnen het kabinet en het kabinet ‘valt’ kan het eerder tijd zijn voor verkiezingen.)

De partij met de meeste stemmen mag het eerst een ‘coalitie’ proberen te vormen, om samen met andere partijen een meerderheid van de 150 leden te vormen (dus samen 76 zetels of meer). Lukt dit dan zullen zij een kabinet samenstellen. Een kabinet bestaat uit de minister president en ministers met verschillende taken. Deze nemen beslissingen over het land.

Maar de andere leden van de Tweede Kamer die niet regeren, zijn net zo belangrijk. Deze voeren ‘oppositie’. Dat betekent dat ze kritische vragen stellen over de plannen die de ministers bedenken, zodat er geen grote fouten worden gemaakt. Soms lijkt dit meer op geruzie dan kritisch elkaar helpen om goede wetten te maken.

Alle wetsvoorstellen die het kabinet bedenkt moeten met een meerderheid van de Tweede Kamer worden goedgekeurd. Dat betekent dat de meerderheid van de 150 leden het goed moeten vinden.

Slide 12 - Tekstslide

Volg je het nog?

Slide 13 - Tekstslide

Meeste stemmen gelden!
Waarom zou je gaan stemmen?

Tegenwoordig zeggen mensen vaak “Wat maakt het nou uit, mijn ene stem heeft toch geen zin”. Dat klopt niet! Elke stem geeft een partij meer macht in de gemeente, provincie, Eerste en/of Tweede Kamer. 

Bij een belangrijk wetsvoorstel kan bijvoorbeeld één stem van een Kamerlid genoeg zijn om het juist wel of niet door te laten gaan. Het blijft in een democratie ‘de meeste stemmen gelden’. Dat betekent hoe meer leden er van een partij in de gemeenteraad, het provinciebestuur, of de Eerste of Tweede kamer zitten; hoe meer invloed die partij heeft. Alle verkiezingen zijn dus net zo belangrijk,  en iedere stem telt mee.

Altijd stemmen dus!

Slide 14 - Tekstslide

Wat je belooft moet je doen!

In de verkiezingstijd beloven partijen veel om stemmen te winnen. Ze zeggen dingen soms erg stellig. Het is voor het volk natuurlijk belangrijk dat deze beloftes ook echt worden nagekomen.
Dat is soms lastig, vooral als je als partij (om een meerderheid te krijgen) samen moet gaan werken met een partij die heel andere dingen heeft beloofd.

Samen moeten de partijen er zo goed mogelijk uitkomen, voordat ze kunnen gaan regeren. Deze afspraken maken kost altijd veel tijd na de verkiezingen.

Slide 15 - Tekstslide

Beloftes en uitspraken, wat wordt er eigenlijk gezegd?

In de politiek raak je soms een beetje het spoor bijster. Er worden sterke woorden gebruikt om dingen te zeggen, maar wat houdt het nou allemaal écht in?

In deze opdracht gaan we aan aantal uitspraken onderzoeken.

Slide 16 - Tekstslide

WAAROM is stemmen zo belangrijk??


Het hoogste percentage ‘niet-stemmers’ is nog altijd de groep jongeren van 18 t/m 25 jaar. Dat is echt heel jammer, want jongeren hebben juist een belangrijke visie op én rol in de toekomst!!

In deze vervolgles gaan we aan de slag met onze meningen. Wat horen we allemaal op TV, online, radio en in de krant; wat vinden we daarvan?  En weten we eigenlijk wel waar we het over hebben?

Slide 17 - Tekstslide

Wat hoor ik, wat vind ik?

Vraag je leerlingen in de klas eerlijk hun mening te geven over onderwerpen die spelen in de politiek en de actualiteit. Wat weten ze, horen ze en vinden ze? Maak duidelijk dat er ruimte is voor alle meningen.

Belangrijk is dat je als docent niet oordeelt over wat er wordt gezegd. Het doel van deze opdracht is onderzoeken wat de leerlingen denken dat speelt in de Nederlandse politiek. Probeer de discussie te leiden naar een aantal concrete punten. Schrijf deze op het bord. 

TIP: Als het moeizaam op gang komt kun je wat steekwoorden voorbereiden als aanzet.

Slide 18 - Tekstslide

We gaan een onderzoek doen naar onze eigen uitspraken. Verdeel de klas in groepjes. Als er veel punten op het bord staan geef je elke groep een uitspraak. Zijn er weinig punten, dan geef je sommige groepen hetzelfde onderwerp.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht:
De leerlingen gaan in werkgroepen onderzoeken wat de meningen en achterliggende feiten zijn van de toegewezen uitspraak. Wat kun je online, in de kranten of bij mensen met de juiste ervaring te weten komen over de uitspraak? Wat is waar en wat is niet waar?

Daag de leerlingen uit om journalistiek aan de slag te gaan en een onderwerp van alle kanten te belichten. Geef niet te snel op! 

Gaat het bijvoorbeeld om feiten over nieuwkomers? Bel met een instantie die er iets zinnigs over te zeggen heeft.

Gaat het om problemen in de zorg? Vraag dan informatie aan hulpverleners of een zorginstelling. Bedenk goed bij wie je zou moeten zijn voor zinnige meningen, feiten en antwoorden.

Slide 20 - Tekstslide

Moment van de waarheid.

Aan het eind van de onderzoeksperiode vertellen de werkgroepjes hoe ze onderzoek hebben gedaan en welke meningen en feiten ze hebben kunnen vinden. Geef elke groep de ruimte om hun verhaal te vertellen en reflecteer op het proces. Hoe was het om dit onderzoek te doen? Is je mening veranderd? Wat vond je het meest boeiend?

Tip: De onderzoeksperiode kun je kort of lang maken, afhankelijk van hoe intensief je het onderzoek wilt laten doen.

Slide 21 - Tekstslide

Afsluiting:
Geef als afsluiting aan dat het belangrijk is om altijd verder te kijken dan gewoon maar een mening of stelling na te praten. Vaak weten mensen niet eens waar ze het over hebben. De media en politiek maken daar gebruik van! Sta open voor alle kanten van een verhaal en zorg dat je weet waar het over gaat, voordat je je mening vormt en geeft.

Ook bij verkiezingen stem je beter niet zomaar op een persoon die iets roept, maar lees je de samenvattingen van de partijprogramma’s en kies je daaruit wat jij belangrijk vindt. Of je kunt een stemwijzer invullen. 
En voor alle leerlingen die dit jaar al mogen

https://stemwijzer.nl