Vester College
De onderwijsspecialisten

1F Verhoudingen - SCORE Rekenen, breuken, vormen, grootte, teller, noemer, optellen, aftrekken


Rekencursus 11 
Breuken

Verhoudingen 0F
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMiddelbare schoolPraktijkonderwijsvmbo, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 240 min

Introductie

Rekencursus 11 Methode: SCORE Rekenen 1F, les 2 e.v. Uitleg, voorbeelden, instructie, oefenen en nabespreken

Instructies

Inhoud:

1. Breuken als deel van een cirkel
2. Breuken als deel van andere vormen
3. De grootte van een breuk
4. De teller en de noemer
5. Optellen en aftrekken van breuken
6. Breuken vermenigvuldigen met een heel getal
7. Het deel van een geheel
8. Breuken gelijknamig maken
9. Breuken en decimalen
10. Procenten als breuk
11. Breuken in een verhaalsom

Onderdelen in deze les


Rekencursus 11 
Breuken

Verhoudingen 0F

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze cursus:

1. Breuken als deel van een cirkel
2. Breuken als deel van andere vormen
3. De grootte van een breuk
4. De teller en de noemer
5. Optellen en aftrekken van breuken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



6. Breuken vermenigvuldigen met een heel getal
7. Het deel van een geheel
8. Breuken gelijknamig maken
9. Breuken en decimalen
10. Procenten als breuk
11. Breuken in een verhaalsom

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Breuken als deel van een cirkel

Breuken worden vaak aangegeven in een cirkel.

Als je een cirkel in 4 stukken verdeelt en je kleurt daar één stuk van in, dan heb je één vierde deel (een kwart) ingekleurd. Dit schrijven we als 1/4.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De cirkel wordt in 8 stukken verdeeld.
Daarvan worden 3 stukken ingekleurd.
Hoe schrijf je dit op?
A
acht derde deel (8/3)
B
drie achtste deel (3/8)

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Breuken als deel van andere vormen

Breuken kunnen ook in andere vormen dan cirkels worden weergeven. Het is daarbij belangrijk dat de vorm in even grote stukken wordt gedeeld.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

Bert deelt zijn ontbijtkoek
precies door twee en
geeft één deel weg.

Dit noemen we
één tweede deel (1/2). 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een vierkant wordt in 4 stukken verdeeld.
Daarvan worden 2 stukken weggegooid.
Hoe schrijf je dit op?
A
vier tweede deel (4/2)
B
twee vierde deel (2/4)

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. De grootte van een breuk

Breuken zijn niet allemaal even groot.
Zo is één tweede deel (1/2) meer dan
één vierde deel (1/4).

Slide 10 - Tekstslide

(Want als je iets deelt in 4 stukken, is één zo'n stukje kleiner dan wanneer je het in 2 stukken verdeelt.)
Voorbeeld

1/5 deel is meer dan 1/10 deel.

1/5 deel is namelijk 0,20.
1/10 deel is maar 0,10.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke breuk is meer waard?
1/2 of 1/5?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. De teller en de noemer

Bij breuken heb je een teller en een noemer.
De teller is het getal boven de streep.
De noemer is het getal onder de streep.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

3
-
4
 
De 3 is hier de teller.
De 4 is hier de noemer.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Om te onthouden...

De teller telt het aantal delen. Als iets in een aantal gelijke stukken is verdeeld, dan geeft de teller 1 aan dat het om
één zo'n deel gaat.

Is iets in een aantal gelijke stukken verdeeld, dan geeft de noemer aan hoe dat deel heet. Is iets in vijf gelijke stukken verdeeld, dan heet één zo'n stuk één vijfde. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de teller en de noemer
in de breuk 5/10?
A
De teller is 5 De noemer is 10
B
De teller is 10 De noemer is 5

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Breuken vereenvoudigen

Weet je nog hoe het gaat?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

5. Optellen en aftrekken van breuken

Breuken kun je bij elkaar optellen en
van elkaar aftrekken. 

Weet jij hoe dat moet?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gelijke noemers

Als de noemers van de breuken gelijk zijn,
kun je de tellers gewoon bij elkaar optellen of aftrekken. Met de noemers hoef je dan niets
te doen. Dat is lekker makkelijk!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het juiste antwoord:
1/4 + 1/4 = ?
A
1/8
B
2/4
C
1/4
D
2/8

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Breuken vermenigvuldigen met een heel getal

Breuken kun je met een heel getal vermenigvuldigen. 

Maar hoe doe je dat?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip

- Vermenig het hele getal altijd met de teller
- De noemer verandert nooit
- Haal daarna de 'helen' eruit 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

- 2 x 2/5 = 4/5 
- 6 x 1/2 = 6/2 = 3
- 2 x 6/8 = 12/8 = 1,5

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lianen heeft 9 blikjes met 1/3 liter cola. Hoeveel liter is dat in totaal?
A
5 liter
B
1,5 liter
C
9 liter
D
3 liter

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Het deel van een geheel

Een breuk kan een deel van een geheel zijn.

Weet jij wat hiermee bedoeld wordt?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

Eén op de vijf mensen heeft griep. Dit betekent dat van elke vijf mensen één persoon griep heeft. 

Eén op de vijf betekent dus hetzelfde als
één vijfde deel of 1/5 deel.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vier van de vierentwintig leerlingen zitten op muziekles. Welke breuk hoort hier bij?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Breuken gelijknamig maken

Breuken die niet gelijknamig zijn, 
zijn moeilijk op te tellen en af te trekken.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ongelijke noemers

Zijn de noemers van de breuken ongelijk?
Dan moet je ze gelijknamig maken voordat je ze
bij elkaar kan optellen of aftrekken. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe doe je dat nou?

Gelijknamig maken?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de breuk
1/3 en 1/4 gelijknamig?
A
4/12 en 4/12
B
Kan niet
C
4/12 en 3/12
D
4/12 en 6/12

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Breuken en decimalen

Breuken kun je omrekenen naar decimalen en 
decimalen kun je omrekenen naar breuken.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe doe je dat nou?

Van breuken naar decimalen?

Bekijk het filmpje!

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Reken om naar een decimaal getal: 7/100 = ?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

10. Procenten

Wat zijn ook al weer procenten?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Procenten als breuk

Procenten kun je schrijven als een breuk.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

10% = 1/10
20% = 1/5
25% = 1/4
50% = 1/2
75% = 3/4

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe doe je dat nou?

Van breuken naar procenten en andersom?

Bekijk het filmpje!

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent is 1/5?
A
20%
B
25%
C
15%
D
50%

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

11. Breuken in een verhaalsom

Soms zit een breuk verstopt in een verhaalsom, 
dan moet je goed lezen wat er van je gevraagd wordt... 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

Marjolein moet een toets maken van 100 vragen.
Zij heeft al 3/4 deel van de vragen beantwoord,
hoeveel vragen moet ze nog maken?

Het antwoord is 25.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lotte heeft 3/5 van de 100 vragen goed beantwoord, hoeveel vragen heeft ze fout beantwoord?

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt nu geleerd over:

    • De betekenis van breuken.
    • Hoe je met breuken rekent.
    • Dat je breuk als decimaal getal kunt schrijven.
    • Dat je een breuk in procenten kunt noteren.



    Oefen hiermee in SCORE.

    Slide 48 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Nabespreking

    Slide 49 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Welke vragen heb je nog?

    Slide 50 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies