Yvonne Wielaard
Lessen: Natuur en Zorg - Mentor - L.O.

Wetenschappelijk onderzoek, het verslag

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Tijdens de lessen NZ 

Je krijgt veel informatie en je leert veel over het gedrag van dieren

Uitvoeren van een wetenschappelijke onderzoeksmethode tijdens de les:
- Jullie maken een ethogram, 
- Jullie maken 2 x een protocol 
- Jullie verwerken de gegevens in een diagram (staaf- of lijndiagram). 


Slide 2 - Tekstslide


Organisatie:

- Leren over gedrag van dieren
- Groepjes maken 
- De groep kiest een dier 
- Bronnenonderzoek doen 
  (50 minuten) 
- Ethogram en protocol oefenen
  
Bronnenonderzoek:

- Zoek veel informatie zoeken over jullie dier. 

- Gebruik o.a. filmpjes.

- Maak een verslag. 
  Je typt niets over en je kopieert niets van internet. 
  Jullie maken allemaal eigen zinnen.
 
-  In het verslag vermeld je de bronnen 
   Bijv. de sites waar de informatie gevonden is, de titel van 
   een boek, etc. 

- Jullie verdelen de taken. Diegene die het verslag in elkaar
   zet verzamelt minder materiaal. Het doel is dat iedereen
   evenveel doet. 

- Het bronnenonderzoek inleveren als bij het verslag.

Slide 3 - Tekstslide

Hiermee houden jullie rekening bij jullie keuze
  • Ga na welke diersoorten aanwezig zijn in de dierentuin.
  • Houd er rekening mee dat niet alle dieren actief zijn overdag. 
  • Niet elk dier is duidelijk zichtbaar voor het publiek. 
  • Het is niet de bedoeling dat de dieren merken dat jij bezig bent
       met een onderzoek.
  • Je mag de dieren niet voeren. Het eetgedrag kun je niet onderzoeken
  • Maak het onderzoek niet te groot. Het onderzoek moet in maximaal   één uur uit te voeren moeten zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Tijdens de activiteitenweek, na het bezoek aan de dierentuin
ga je samen aan het werk!
Na het bezoek aan de dierentuin nemen jullie als groepje contact met elkaar op. Jullie maken een afspraak om bij elkaar te komen tijdens de activiteitenweek. Kom eerder op school of blijf langer, je kunt ook een afspraak maken bij één van de groep. Jullie hebben een vaste computer nodig om het verslag te maken. Werk ongeveer 1 ½ à 2 uur aan het wetenschappelijke verslag. Doe het geconcentreerd, verdeel de taken. Op die manier kan het binnen die tijd af zijn. Het verslag printen jullie uit. De 2e les na de vakantie leveren jullie het verslag in als je binnenkomt. Tijdens de 1e les N&Z na de vakantie krijgen jullie maar 15 minuten tijd om te overleggen (de meeste groepjes hebben die tijd niet nodig)!
Let op: Als jullie niet tijdens de activiteitenweek aan het werk gaan, moet je het doen in de vakantie of tijdens in de eerste week na de vakantie. In elk geval voor les 2! 
Dan hebben jullie maar weinig tijd, daarom is dit uitstel een onhandige keuze.

Slide 5 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (1)
De inhoud van het verslag : 

Pagina 1:   Titel met de namen van de groep en de klas. 
Pagina 2:   Automatische Inhoudsopgave. 
                  Hoe je deze maakt, vind je op de site van de Waerdenborch. 
Pagina 3:   Omschrijf hoe jullie het vonden om deze opdracht uit te voeren en wat jullie 
                  geleerd hebben van het thema 'Gedrag'.

Op de overige pagina’s van het verslag zijn de volgende onderwerpen (1 t/m 10)  in de aangegeven volgorde te vinden. 

Slide 6 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (2)
1. De onderzoeksvraag.
    Jullie weten heel veel over jullie dier. Kies een onderwerp en noteer een 
    onderzoeksvraag. De docent bepaalt of de onderzoeksvraag goed is, laat dit controleren!
    Op welke vraag wil je een antwoord vinden? Bij een onderzoeksvraag onderzoek je maar
    één ding tegelijk. Bijvoorbeeld: Op welke manier vinden duiven de weg naar huis? 

2. De hypothese. 
    Bij de onderzoeksvraag hoort een hypothese. Dat houdt in dat jullie opschrijven wat je als 
    antwoord verwacht op de onderzoeksvraag (Je noemt dit een veronderstelling). 
    Bijvoorbeeld: De duiven vinden de weg naar huis met een zintuig dat gevoelig is voor de 
    magnetische velden van de aarde.

Slide 7 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (3)
3. De lijst van materialen.
    Schrijf op welk materiaal nodig is om het onderzoek uit te voeren. Noteer wie er 
    verantwoordelijk is dat het materiaal aanwezig is. 

4. De onderzoeksmethode. 
    Vóór het bezoek aan de dierentuin zoeken jullie informatie over jullie dier zoeken (zoek ook 
    filmpjes). Jullie starten met het maken van een ethogram gemaakt. In het ethogram staan 
    dan al een flink aantal gedragselementen. In de dierentuin bestuderen jullie eerst 10 à 15 
    minuten het gedrag van jullie dier. Daarbij mag je naar alle dieren kijken. Nieuw gedrag dat
    jullie dan waarnemen, wordt ook nog in het ethogram gezet. Als het ethogram compleet is 
    maken jullie 2 x een protocol. Een protocol duurt 10 of 15 minuten.

Slide 8 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (4)
In de dierentuin voeren jullie het onderzoek uit
Tijdens het uitvoeren van het onderzoek schrijven jullie de waarnemingen op, jullie verzamelen de resultaten van je onderzoek.
Let op: Eén protocol wordt over één dier gemaakt, dat moet een actief dier zijn. Jullie maken 2x een protocol.

5. De resultaten van het onderzoek
    De verzamelde resultaten van het onderzoek zet je in het verslag.

6. De resultaten verwerken en weergeven in ….. (bedenk zelf een passende titel)
    Verwerk de resultaten in tekeningen, diagrammen of tabellen.

Slide 9 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (5)
7.  De conclusie.
     Bekijk de resultaten. Trek conclusies.
     Bepaal of je onderzoeksvraag beantwoord is en of de hypothese juist was.

8.  Ingevuld evaluatieformulier
     Vul het evaluatieformulier samen in.

9.  Bijlage: Verslag dier

10. Extra: Maak foto’s in de dierentuin. De foto’s horen bij het onderzoek. 
      Ze geven weer wat jullie hebben waargenomen. De foto’s verwerken jullie in het verslag.

Slide 10 - Tekstslide

Onderzoeksvragen (voorbeelden)
Goede voorbeelden zijn:

1. Vertonen jonge mantelbavianen vaker actief gedrag dan volwassen dieren? 
    (Dit onderzoek zou bijvoorbeeld ook bij olifanten gedaan kunnen worden).
    Let op: Er moet natuurlijk wel een jong aanwezig zijn in de dierentuin!
2. Vertonen mannetjesdieren actiever gedrag dan vrouwtjesdieren?
3. Vlooien mannetjesbavianen vaker dan vrouwtjesbavianen?
4. Hoeveel procent van de tijd bevindt een actieve pinguïn zich in het water?
5. Welke handeling voert een actief dier het vaakst uit?
6. Welke handelingen voert een actieve naakte molrat uit?

Slide 11 - Tekstslide