Yvonne Wielaard
Lessen: Natuur en Zorg - Mentor - L.O.

D2BTH6 B2 Erfelijke eigenschappen

D2BTh6 B2 
Erfelijke eigenschappen

Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

D2BTh6 B2 
Erfelijke eigenschappen

Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer worden erfelijke eigenschappen vastgelegd?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoel

Je kunt de kenmerken van lichaamscellen en geslachtscellen noemen (accent op chromosomen).

Je kunt uitleggen wat genen zijn en waar deze zich bevinden.




Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Handboek: Lezen blz. 69 t/m 72

Werkboek: Maak opdracht 8 t/m 14
(blz 78 t/m 80)

Test jezelf


Maak een schema - samenvatting in je schrift van deze LessonUP les.

Vergelijk jouw werk met dat van een klasgenoot.

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling: Bekijk de afbeelding, je moet de inhoud kunnen uitleggen!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Nog een keer, maar net wat anders uitgelegd 
en met wat extra informatie

Slide 7 - Tekstslide

Elk organisme heeft hetzelfde aantal chromosomen in een cel
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

1. Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap.

2. Elk chromosoom bevat 1 gen.


A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 9 - Quizvraag


 Elke lichaamscel heeft 46 chromosomen: 23 paren.
In alle lichaamscellen zitten twee stuks van elk chromosoom. 
Die vormen samen een paar.
Valt je iets op aan de chromosomenparen?

Slide 10 - Tekstslide

Kriskras
In werkelijkheid liggen chromosomen niet zo netjes bij elkaar in een cel!
Ze liggen kriskras door elkaar!
Karyogram
Het is een chromosomenportret. De chromosomen worden geordend weergegeven in een overzicht.

Slide 11 - Tekstslide

Genen bepalen je erfelijke eigenschappen
In alle lichaamscellen zitten twee stuks van elk chromosoom. Die vormen samen een paar. Elke lichaamscel heeft 46 chromosomen: 23 paren.

De ene kopie komt van de vader, de andere van de moeder. 

De chromosomen bestaan uit genen. Op de genen zit alle erfelijke informatie die nodig is voor het ontwikkelen, in stand houden en voortplanten van een persoon. 

Chromosomen zijn voor te stellen als lange opgevouwen strengen. Een chromosomenpaar bestaat uit twee dezelfde (identieke) chromosomen. Ze bevatten informatie van dezelfde eigenschappen. Maar, let op: De informatie is niet (altijd) gelijk.
Elke lichaamscel
Elke lichaamscel bevat 23 paar chromosomen.
Bijv. huidcel, levercel, spiercel, zenuwcel ....
1
Y
Elke lichaamscel bevat 23 paar chromosomen.
Het 23-ste chromosomenpaar vormt het geslachtschromosoom.
2
X
Het Y chromosoom bepaalt dat de zygote uitgroeit tot een jongen.
XY: de zytote groeit uit tot een jongen, XX - een meisje.
3

Slide 12 - Tekstslide

Meisje of jongen
  • 46 chromosomen

  • 22 paar chromosomen even lang

  • Het 23e paar chromosomen   
     vormt de geslachtschromosomen

  • grote chromosoom X
  • kleine chromosoom Y
  • 2 x groot = XX= meisje
  • 1 x groot + 1 x klein = XY= Jongen

Slide 13 - Tekstslide

De man bepaalt ....
De chromosomen die het geslacht bepalen zijn de X en de Y chromosomen.

Vrouwen hebben alleen X chromosomen, dus XX.
Mannen hebben een X en een Y chromosoom, dus XY.
De eicel heeft dus altijd één X chromosoom.
De zaadcel heeft een X- of een Y chromosoom.

Bij de bevruchting bepaalt het toeval door welke zaadcel de eicel bevrucht wordt. Dat bepaalt of het een jongen of meisje wordt. Wordt de eicel bevrucht door een zaadcel met een Y chromosoom, dan wordt het een jongetje, wordt de eicel bevrucht door een X chromosoom, dan wordt het een meisje.

De man is dus degene die het geslacht van de baby bepaalt :)

XY
Geslachtschromosoom:                 1 x groot en 1 x klein:
XY  =  een jongen
XX
XX = 2 x groot = meisje    

Slide 14 - Tekstslide


Aantal chromosomen


Elk soort organisme heeft in de kern van een lichaamscel een even aantal chromosomen.

Chromosomen komen altijd in paren voor.

Zegt het aantal chromosomen iets over de intelligentie van een organisme?

Slide 15 - Tekstslide

Een veldmuis heeft 46 chromosomen in een lichaamscel.
Is het genotype gelijk aan dat van een mens?
A
Ja
B
Alleen bij de bevruchting, daarna niet meer.
C
Nee, de erfelijke informatie op de chromosomen is anders.
D
Ja, de erfelijke informatie op de chromosomen is gelijk als die van een mens

Slide 16 - Quizvraag

25.000 Genen in ons DNA
Een gen is een deel van een chromosoom. 

Een gen bevat de informatie van één erfelijke eigenschap. 

Elk chromosoom bevat veel genen (zie nr. 4)
Alle genen in een celkern vormen samen het genotype van een organisme.
Deze slide komt uit les B1 Je uiterlijk

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

De bevruchting in beeld (zie volgende slide: 7 sec)
Wetenschappers hebben de lichtflits van eicellen vastgelegd. Opmerkelijk genoeg zegt de helderheid van de flits iets over de gezondheid van het kind-in-wording. Een felle flits is een indicatie dat de eicel tot een gezonde embryo gaat ontwikkelen.
De flits wordt veroorzaakt doordat piepkleine zinkdeeltjes exploderen. Wanneer een eicel doorboord wordt door een spermacel, worden miljarden zinkatomen losgelaten. Het vuurwerk van zink begint kort na de bevruchting en duurt ongeveer twee uur. In deze video is de zinkflits te zien.
 “Het is fascinerend”. “Het is duidelijk zichtbaar dat de eicellen zink uitstralen. 

Dit fenomeen is pas vijf jaar geleden ontdekt in muizen.” Deze informatie NIET leren!

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Erfelijke eigenschappen overdragen: de zygote
Bij de bevruchting versmelten een eicel van de moeder en een spermacel van de vader met elkaar. In alle lichaamscellen zitten 46 chromosomen. 

Een uitzondering zijn de eicellen en zaadcellen. 
Dit zijn de geslachtscellen of voortplantingscellen. 
Daar zit maar de helft van het aantal chromosomen in: 
Eicel        :  23 chromosomen (van elk chromosoom één).
Zaadcel :  23 chromosomen (van elk chromosoom één).
eicel: 23 chromosomen
1
zaadcel: 23 chromosomen
2
zaadcel dringt eicel binnen: bevruchting

Slide 21 - Tekstslide


1. Chromosomen in een zaadcel komen enkelvoudig voor.
2. In een bevruchte eicel komen genen in paren voor

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 22 - Quizvraag

Op de ouders lijken?
Een nakomeling krijgt de helft van de chromosomen van de vader en de andere helft van de moeder. Vanuit de eicel en de zaadcel komen 23 chromosomen samen. 
De bevruchte eicel bevat daarom 46 chromosomen.

Bij elke zwangerschap worden andere chromosomen doorgegeven.
Broers en zussen lijken op elkaar, maar er zijn ook verschillen.

Slide 23 - Tekstslide

De informatie zit op een bepaald chromosoom. 
         De informatie kan/zal verschillend zijn!
Kleurstoffen
Met behulp van bepaalde kleurstoffen kunnen chromosomen nauwkeurig bestudeerd worden.

Slide 24 - Tekstslide

1 Genen in een huidcel zijn gelijk aan de genen in de bevruchte eicel
2. Genen in dochtercellen komen voor in paren.
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 25 - Quizvraag

Een zaadcel en een eicel zijn voorbeelden van een lichaamscel
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag


Geslachtscel (23) - Bevruchting (46)
In een geslachtscel (eicel - zaadcel) zitten 
23 chromosomen.
Chromosomen komen in geslachtscellen enkelvoudig voor (niet in paren).
Er komen daarom alleen enkelvoudige genen voor (geen genenparen).

In de animatie komen de enkelvoudige chromosomen bij de bevruchting in de celkern samen. Er ontstaan chromosomen- en genen paren.  Het genotype is zo bepaald.
Een lichaamscel bevat 23 paar chromosomen.
Je ziet hier 1 paar.

1
Het paar chromosomen is gesplitst. Eén chromosoom gaat in de geslachtscel. Vanuit elk paar (23 paren) chromosomen komt er 1 chromosoom in de geslachtscel. Een geslachtscel bevat daarom niet 46 maar 23 chromosomen
2
Eicel en zaadcel smelten samen: bevruchting!
Welk chromosoom in de geslachtscel komt is een verrassing.
Dit maakt dat er variatie is in het doorgeven van erfelijke eigenschappen.
Het bepaalt ook of de nakomeling een jongen of een meisje wordt.
3

Slide 27 - Tekstslide

Van zygote naar een baby 
met erfelijke eigenschappen
De bevruchte eicel wordt een ‘zygote’ genoemd. De zygote gaat zich delen in identieke cellen. Twee cellen verdelen zich weer in twee cellen en daarna opnieuw en opnieuw. Er ontstaan dus uit die ene zygote door de deling eerst 4, dan 8, en dan 16, 32, 64, 128, ...... cellen.
Voordat een cel zichzelf in tweeën gaat delen, verdubbelen alle chromosomen zichzelf! Daarna verdelen ze zich over de twee cellen.
Hierdoor zitten er in elke nieuwe cel weer 46 chromosomen. Deze chromosomen zijn een precieze kopie van de chromosomen uit de zygote. Ze bevatten dus dezelfde erfelijke informatie. De cellen blijven zichzelf alsmaar delen. Door dit proces verandert de zygote in een embryo, in een foetus en tot slot in een (ongeboren) baby. In alle cellen van de baby zit de helft van de erfelijke eigenschappen van de vader, en de andere helft van de moeder. Deze combinatie bepaalt hoe het kind eruit zal zien en wat het karakter van het kind zal zijn.

Slide 28 - Tekstslide

Bevruchte eicel bevat 23 chromosomen paren: 
Ontstaan door 23 chromosomen van vader en 23 chromosomen van moeder. Chromosomen aantal: 46.
3
23 chromosomen van vader
1
23 chromosomen van moeder
2
23
23
46
Miljoenen nieuwe lichaamscellen ontstaan. Dat gebeurt door deling van de moedercel. Elke nieuwe cel (dochtercel) bevat 46 chromosomen met precies dezelfde informatie. Het genotype van elke dochtercel is hetzelfde, de informatie over de erfelijke eigenschappen is gelijk.
4

Slide 29 - Tekstslide

Praktijk

Maak twee filmpjes:

Deling van een lichaamscel

Het ontstaan van een geslachtscel

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet wat chromosomen zijn en waar deze zich bevinden.

Je benoemt verschillen tussen lichaams- en geslachtscellen. 

Je weet hoe een organisme groeit. 
Je kunt uitleggen hoe genen en chromosomen het genotype van een organisme bepalen. 


Slide 31 - Tekstslide

Herhaling



In het volgende filmpje wordt alles nog een keer uitgelegd.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Hoeveel genen voor één erfelijke eigenschap zijn er aanwezig in een lichaamscel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 34 - Quizvraag

Bij de celdeling van lichaamscellen verandert de informatie van erfelijke eigenschappen NIET
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

De informatie die in de twee genen van een genenpaar is opgeslagen, is altijd gelijk
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

De twee genen van een genenpaar bevatten informatie voor ......vul in...... erfelijke eigenschappen.
A
dezelfde
B
verschillende
C
dat is onbekend
D
genen bevatten geen info over erfelijke eigenschappen

Slide 37 - Quizvraag

Leguit 


lichaamscel man
Je ziet hier 1 paar chromosomen. In werkelijkheid zijn er 23 paar chromosomen.
1
lichaamscel vrouw
Je ziet hier 1 paar chromosomen. In werkelijkheid zijn er 23 paar chromosomen.

2
man
Van elk chromosomenpaar komt er 1 chromosoom in een geslachtscel van een man (zaadcel).
3
vrouw
Van elk chromosomenpaar komt er 1 chromosoom in de geslachtscel van de vrouw (eicel).

4
Bevruchting
Mogelijke combinaties van chromosomen vanuit de zaadcel en eicel.
In het voorbeeld wordt 1 chromosomen-paar gesplitst.
In werkelijkheid wordt elk chromosomenpaar gesplitst en ontstaan er in zowel de zaadcel en de eicel 23 chromosomen. Na de bevruchting zijn er 46 chromosomen in de moedercel. De moedercel deelt in dochtercellen met ook in elke dochtercel 46 chromosomen. Moeder- en dochtercellen zijn identiek (precies gelijk).


5
Je ziet hier bijvoorbeeld het 12e chromosomenpaar (het kan ook een ander paar zijn)

Slide 38 - Tekstslide

Strip - 3D-model - Piccolage - ?

   Maak duidelijk hoe bevruchting plaatsvindt en
   de deling van de cellen na de bevruchting. 
   Het accent ligt op het aantal chromosomen.


Slide 39 - Tekstslide

Wat weet je nu van chromosomen?

Slide 40 - Open vraag

Wat weet je over een gen / de genen?

Slide 41 - Open vraag

Wat weet je over een lichaamscel en de erfelijke eigenschappen?

Slide 42 - Open vraag

Wat weet je over de geslachtscellen en erfelijke eigenschappen?

Slide 43 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?
Wat ga je eraan doen?

Slide 44 - Open vraag