Yvonne Wielaard
Lessen: Natuur en Zorg - Mentor - L.O.

Les 2: Voeding 2021

Les 2
Gezonde voeding - hoeveel is gezond 
Je doet alleen LessonUP --  Je gebruikt je boek NIET!  --  Je WERKBOEK 2A wel 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 2
Gezonde voeding - hoeveel is gezond 
Je doet alleen LessonUP --  Je gebruikt je boek NIET!  --  Je WERKBOEK 2A wel 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen


1. Ik kunt een schijf van 5 tekenen
2. Ik weet welke voedingsmiddelen - waar - in de schijf van 5 horen
3. Ik kan bij elk deel van de schijf van 5 een voedingstip (voor gezonde voeding) geven
4. Ik weet hoeveel je moet eten van een vak
5. Ik kan omrekenen van kcal naar kJ en van kJ naar kcal

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Gezonde voeding
Goede voeding is nodig voor een goede gezondheid. Je lichaam gebruikt de voeding als bouwstof, brandstof, reservestof of beschermende stof. Al deze functies samen bepalen hoeveel voeding je nodig hebt.

DE SCHIJF VAN VIJF
Het Voedingscentrum geeft voorlichting over goed en gezond eten. Een hulpmiddel hierbij is de Schijf van Vijf: vijf vakken met voedingsmiddelen die je dagelijks nodig hebt (zie afbeelding 1). Elk vak staat voor een productgroep. Elke productgroep heeft
voordelen voor je gezondheid en levert een belangrijke voedingsstof:

• groen: vooral vitaminen
• geel: vooral vetten
• roze: vooral eiwitten
• oranje: vooral koolhydraten                                                
• blauw: vooral water                                                                         

Slide 4 - Tekstslide

Wat zit in welk vak en wat heb je nodig?
De producten in de vakken leveren ook andere voedingsstoffen. In vetten zitten
bijvoorbeeld vitaminen die in vet oplosbaar zijn (en niet in water). In de producten uit
het roze vak zitten B-vitaminen en andere in vet oplosbare vitaminen, in granen zitten
ook B-vitaminen en eiwit, enzovoort. Voedingsvezel vind je vooral in de vakken groen en
oranje. Mineralen komen in alle vakken voor.

Als je elke dag producten uit elk vak neemt, krijg je alle voedingsstoffen binnen die je
lichaam nodig heeft. Uit de grote vakken moet je meer nemen dan uit de kleine vakken
De grote vakken bevatten alleen plantaardige voedingsmiddelen. Het roze vak bevat zowel dierlijke als plantaardige producten. In het gele vak vind je vooral plantaardige oliën en vetten.

Slide 5 - Tekstslide

Schijf van 5

1. Eet gevarieerd
2. Niet teveel & beweeg
3. Minder verzadigd vet
4. Veel groente, fruit en brood
5. Veilig
Op A3 papier
Bekijk:
- wat er in welk vak zit
- de grootte van de vakken

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

ENERGIE
 
Een groot deel van je voedsel gebruiken je cellen als brandstof. Uit dit deel van je voedsel haalt je lichaam de energie die het nodig heeft. De hoeveelheid energie in voedsel wordt aangegeven in kilojoule (afgekort: kJ). 
Een Marsreep levert ongeveer 1000 kJ energie, een appel ongeveer 300 kJ. 

Een andere eenheid voor de energie in voedsel is de kilocalorie (kcal). Iemand die praat
over ‘calorieën’ in voedsel heeft het dus over kilocalorieën. Je kunt de eenheden naar elkaar omrekenen:


1 kcal = 4,2 kJ

Slide 8 - Tekstslide

ENERGIE (vervolg)

Hoeveel energie je per dag nodig hebt, verschilt van persoon tot persoon. 
Het hangt onder andere af van je geslacht, je lichaamsgrootte, je lichamelijke inspanning en je leeftijd. Gemiddeld hebben jongens (mannen) meer energie nodig dan meisjes (vrouwen). Zolang je in de groei bent, neemt je energiebehoefte toe. 
Bij ouderen neemt de energiebehoefte weer af.

kJ en kcal: Eenheid voor energie in voedsel en drinken 
1 kcal = 4,2 kJ

Slide 9 - Tekstslide

Energiebehoefte
In de tabel  staat de gemiddelde energiebehoefte voor enkele leeftijdsfasen en leefstijlen.



 




 
 
In de afbeelding zie je hoeveel energie je ongeveer nodig hebt voor verschillende activiteiten.  Ook in rust heb je energie nodig.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1
Teken in je NZ-schrift de schijf 5 
Schrijf over en vul in
(zie afbeelding)
Opdracht over voedingsstoffen en adviezen:

a) 
Welke voedingsstof wordt vooral door een vak geleverd? Noteer bij 'en ook' welke voedingsstof(fen) nog meer. 

b) 
Schrijf bij elk vak het juiste advies
Kies welk advies bij welk vak hoort
     
  



Adviezen: Zet het juiste advies bij het juiste vak.

- meer plantaardig, minder vlees
- veel groende en fruit
- vooral volkoren
- zachte en vloeibare vetten
- zonder suiker
advies:
advies:
advies:
advies:
         advies:

Slide 11 - Tekstslide

Maak opdracht 2 a t/m e 
in je eigen NZ schrift

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 3
Wat en hoeveel je eet, heeft invloed op je gewicht.
Wanneer blijft je gewicht gelijk?
◯ A als je met je voeding meer energie binnenkrijgt dan je verbruikt
◯ B als je met je voeding evenveel energie binnenkrijgt als je verbruikt
◯ C als je met je voeding minder energie binnenkrijgt dan je verbruikt

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 4
Schrijf over en kies het juiste antwoord.

Een deel van de voedingsstoffen wordt opgeslagen als vet als je
meer / evenveel / minder eet dan je nodig hebt. 
Je wordt hierdoor lichter / zwaarder.
Eet je minder dan je nodig hebt, dan gebruik je beschermende stoffen /
bouwstoffen / reservestoffen als brandstof voor energie. 
Hierdoor zul je aankomen / afvallen

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 5

Slide 15 - Tekstslide

Praktijk opdracht
Schijf van 5
Wat eet jij?

Slide 16 - Tekstslide

Dit heb je al gedaan:
Gemaakt in je NZ-schrift
Je gaat de gegevens gebruiken!
Noteren van 3 dagen ALLES wat je eet / drinkt. De docent legt uit.
Goed bijhouden want het is de basis van een opdracht die je later inlevert.
Neem de tabel over in je schrift en vul DEZE WEEK in!
Gewone dag
Gewone dag
Bijzondere dag
maak veel meer vakken!
Let op: Als je bijv. pizza eet dan noteer je de voedingsmiddelen die daarin zitten apart.  Dat doe je ook bijv. bij  pasta,  stamppot, ..........

Slide 17 - Tekstslide

Dit is een voorbeeld.

Jij maakt je eigen lijst.

Slide 18 - Tekstslide

OPDRACHT: SCHIJF VAN VIJF
cijfer)

Noteer je naam en klas op de voorkant
(Midden boven) 
Voorkant: 
A: Teken op een A3 een  GROTE schijf van 5 

B: Kijk in je schrift. Je hebt genoteerd  wat je allemaal gegeten en gedronken hebt op 2 gewone en 1 bijzondere dag. 

Gebruik de folders. 
Knip jouw voedingsmiddelen uit, en plak ze in het juiste vak.  Let op: Wat niet in de schijf van 5 hoort, plak je op de achterkant!


Voorkant:  
Opdracht A en B:
Naam en klas.
Grote schijf van 5 tekenen
Plak de afbeeldingen in de vakken

Slide 19 - Tekstslide

Wat vind jij van de 3 dagen?
Conclusie 3 dagen voeding: Gebruik jouw kennis over (gezonde) voeding van les 1 en 2.
De vakken zijn niet een groot, eet jij voldoende / te weinig / teveel van een vak?
Wat zijn daarvan de gevolgen? Er zijn tips voor gezonde voeding (zie deze les), hoe doe jij het?
Bekijk hoe je tijdens de gewone dagen hebt gegeten en wat het verschil was met de ‘bijzondere dag’. Wat vind je van jouw eetpatroon? Wat valt op? Wat gaat goed en welke tips geef je jezelf?
Geef voorbeelden wat je zou willen/kunnen veranderen en waarom je dat niet zou willen.

MH: VERGEET TE TABEL NIET!
Als je NIET alle afbeeldingen hebt gevonden van de voedingsmiddelen.
Je mag dan naam van die voedingsmiddelen in de schijf of op de achterkant schrijven. 
Let op: Het zullen er niet veel zijn. Probeer zoveel mogelijk uit te knippen (NIET uitprinten).


Slide 20 - Tekstslide

OPDRACHT: SCHIJF VAN VIJF
(Deelcijfer)

Noteer je naam en klas op de voorkant
(Midden boven) 
 Achterkant:
C) Plak op de achterkant wat je gegeten hebt
      en NIET in de  schijf van 5 hoort.  
D)  Conclusie over 'Voeding, mijn 3 dagen'
       Wat valt jou op? Waar ga je mee door? 
       Wat is goed om  anders te gaan doen, geef
        jezelf tips en leg uit waarom!
Extra voor MH:
E)  Kies 3 voedingsmiddelen. Noteer van elk voedingsmiddel  hoeveel: Suiker, Verzadigd vet, Zout, Voedingsvezel er  per 100 g inzit. Maak een tabel en verwerk je gegevens. 
Achterkant:


C) Niet in de schijf van 5 (zie volgende slide, daar kun je voedingsmiddelen invullen)! 
Afbeeldingen plakken


----------------------------------------------------------------------
E) Conclusie 'Voeding, mijn 3 dagen'

Wat jou opvalt, wat je vindt met uitleg


----------------------------------------------------------------------
D) MH: Suiker, Verzadigd vet, Zout, Voedingsvezel
      TABEL
      (Noteer ook hoeveel suikerklontjes)

1 suikerklontje = 4 g suiker

Slide 21 - Tekstslide

Welk voedingsmiddel zit NIET in de schijf van vijf?
Gebruik de link in die in de volgende slide staat!
Voedingsmiddelen die:
  • teveel zout bevatten
  • teveel suiker bevatten
  • teveel verzadigde vetten bevatten
  • te weinig voedingsvezel bevatten

Deze zet je op de achterkant van 'de schijf van 5'
witte rijst, wit brood, licht gekleurde spaghetti of pasta
harde boter, roomboter, alle snacks/koekjes, gebakken aardappelen/patat, 
Rund-, lams- en varkensvlees : Er zijn stukken vlees met meer/minder vet. 
Vette vis en kip: meer onverzadigd vet

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Als je de schijf van 5 
te laat inlevert, 
Doe je ook deze opdracht!


Onderzoek wat de gevolgen zijn van het drinken van Energy-dranken.

Leg uit wat de gevolgen zijn.

In Nederland is er op dit moment discussie over of deze dranken verboden moeten worden voor kinderen jonger dan 18 jaar.
Leg uit wat jij vindt.
Bedenk een slogan voor de regering.
 
Als je uitleg geeft, 
                      geef een aantal argumenten!
Energy-drink

Je moet een voldoende voor deze opdracht halen

Slide 24 - Tekstslide

Herhaling

Slide 25 - Tekstslide

Schijf van 5

1. Eet gevarieerd
2. Niet teveel & beweeg
3. Minder verzadigd vet
4. Veel groente, fruit en brood
5. Veilig
Op A3 papier
buiten de schijf van 5

Slide 26 - Tekstslide

VETTEN

Slide 27 - Tekstslide

VEZELS
je darmen werken beter

Slide 28 - Tekstslide

Schijf van 5

1. Eet gevarieerd
2. Niet teveel & beweeg
3. Minder verzadigd vet
4. Veel groente, fruit en brood
5. Veilig
Op A3 papier
Deze  voedingsmiddelen leveren vooral zetmeel, plantaardige eiwitten, vitamines en mineralen en voedingsvezel.
Kies vooral donkere producten: Volkoren brood, zilvervliesrijst en volkoren macaroni. De vliesjes hiervan bevatten bijv. de vitamines en de mineralen en veel voedingsvezel.

Deze voedingsmiddelen leveren vooral vitamine C, mineralen en voedingsvezel.
Deze voedingsmiddelen leveren vooral (dierlijke en plantaardige) eiwitten, vitamines en mineralen (o.a. kalk). Je kunt het beste de minder vette soorten kiezen. Bijvoorbeeld halfvolle melk en magere yoghurt. Maar: Bij vis kies je juist voor vette vis!

Deze voedingsmiddelen leveren vooral vetten en vitamines.
Het is beter om plantaardige vetten te gebruiken dan dierlijke vetten.    

Drink elke dag voldoende.
Drink je iets anders dan water / thee / koffie.
Let dan op wat er is toegevoegd (bijv. hoeveel suiker)!
Kun jij nu veel vertellen over de vakken? 

Slide 29 - Tekstslide


NAKIJKEN

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 3 en 4
3. Wat en hoeveel je eet, heeft invloed op je gewicht.
     Wanneer blijft je gewicht gelijk?
◯ B als je met je voeding evenveel energie binnenkrijgt als je verbruikt

4.
Een deel van de voedingsstoffen wordt opgeslagen als vet als je
meer  eet dan je nodig hebt. Je wordt hierdoor zwaarder.
Eet je minder dan je nodig hebt, dan gebruik je reservestoffen als brandstof voor energie. Hierdoor zul je afvallen

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 5

Slide 34 - Tekstslide

Wat doe ik op mijn brood
Hier kun je op letten:

(magere) kaas, (mager) vlees, ei, vis of vegetarisch broodbeleg zoals hummus, notenpasta of groentespreads. 

Kies magere vleessoorten i.p.v. vette vleessoorten. Bijvoorbeeld gekookte ham krijgt de voorkeur boven salami.


Slide 35 - Tekstslide