§1.3 Arbeiders en fabrikanten

De industriële samenleving in Nederland

 Arbeiders en fabrikanten
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De industriële samenleving in Nederland

 Arbeiders en fabrikanten

Slide 1 - Tekstslide

Volgende dia: de leerdoelen.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen: Aan het eind:
1. kun je verwoorden hoe de verhouding was tussen een fabrieksbaas en een fabrieksarbeider in de 19e eeuw;
2. kun je benoemen welke rol Nieuwenhuis en Troelstra hebben gespeeld om de verhouding tussen de fabrieksbaas en de fabrieksarbeider te veranderen.

Slide 3 - Tekstslide

Even voorstellen....

Hiernaast zie je Petrus Regout. Hij woont in Maastricht en is een tijdje de rijkste man van Nederland. 
Hij is namelijk de baas van meerdere glasfabrieken, waarin meer dan 800 mensen werken. Een van deze fabrieken zie je op de achtergrond.

In volgende dia filmpje; "Hoe ging Petrus Regout om met deze 800 fabrieksarbeiders en wat is zijn mening over kinderbeid?" 
Volgende dia:  filmpje Kinderen in de fabriek - Welkom in de ijzeren eeuw (+ 3 min.)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Petrus Regout is een kapitalist.
Kapitalisme: manier van produceren die gericht is op het behalen van een zo hoog mogelijke winst.

De verhouding tussen de fabrieksbaas en de arbeider is heel zakelijk. De fabrieksbaas weet niet eens hoe jij heet. 
De fabrieksarbeiders hadden ook geen rechten. Werkte je niet hard genoeg? Dan stonden bij de poort van de fabriek jouw vervangers al klaar om jouw baan over te nemen.

De klasse van bezitters (de fabrieksbazen) hebben totaal andere belangen dan de arbeidersklasse. De Duitser Karl Marx bedenkt in 1848 dat een klassenstrijd met geweld zal ontstaan, en dat de arbeiders zullen winnen en de macht gaan overnemen. 
Aanhangers van Karl Marx worden socialisten genoemd. Socialisten streven naar meer gelijkheid en gelijkwaardigheid tussen de klassen en meer eerlijke verdeling (van bijvoorbeeld geld).
Marx adviseert de arbeiders om zich te organiseren, om zo goed voorbereid te strijd aan te gaan. Een gevolg is het ontstaan van vakbonden.
Volgende dia: Filmpje: Wat is het Socialisme - Welkom in de ijzeren eeuw (2:20) met 1 quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Twee uitspraken:

1. Het socialisme is bedacht door Karl Marx en was van mening dat een klassenstrijd zou ontstaan, waarin de arbeiders de macht zouden overnemen van de fabrieksbazen.

2. Een socialist is een persoon die streeft naar meer gelijkheid, gelijkwaardigheid, eerlijke verdeling en betere werkomstandigheden voor de fabrieksarbeider.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Vakbonden.
Er komen (op advies van Karl Marx) vakbonden.
Vakbond: organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers (bv hogere lonen, meer vakantiedagen).

De eerste vakbond in Nederland was ANDB (Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersvakbond). De diamantbewerkers eisen een hoger lonen en gingen staken. De staking is een groot succes, omdat de bazen (werkgevers) de diamantbewerkers niet zomaar kunnen ontslaan. De diamantbewerkers doen namelijk geschoold werk.

Onder de arbeiders was geen eenheid, want bv als fabrieksarbeider in de steenkoolindustrie moet je kiezen tussen een protestante of katholieke vakbond.

Ik ben ook lid van een vakbond (CNV). Om lid te zijn moet je wel contributie betalen. Hiermee worden professionele mensen betaald die met de bazen (werkgevers) kunnen onderhandelen.
De eerste vergadering van de ANDB in 1900 in Amsterdam.

Slide 9 - Tekstslide

Verdeeldheid (= geen eenheid) tussen de vakbonden en politieke partijen
In de vorige dia werd uitgelegd dat er protestante vakbonden en katholieke vakbonden waren. Kortom, geen eenheid.
Niet alleen godsdienst zort voor verdeeldheid, er zijn door het ontstaan van arbeidersbewegingen namelijk ook nog socialistische vakbonden (zonder geloof), de grootste socialistische vakbond was de SDB (Sociaal-Democratische Bond) o.l.v. F.D. Nieuwenhuis die strijdt tegen de 5 K's:
1. tegen het Kapitaal die de arbeider uitbuit;
2. tegen de Kazerne (het leger) die de arbeiders klein houdt;
3. tegen de Kerk die de arbeider maar dom houdt (socialisten geloven niet in God);
4. tegen de Kroeg doe op van de arbeider een alcoholist maakt
5. tegen de Koning die op kosten van de arbeider een luxeleventje leidt.

Socialistische vakbonden streven ook in de politiek voor algemeen kiesrecht (= iedereen mag stemmen, niet alleen mannen die genoeg belasting kunnen betalen.
De in 1894 opgerichte politieke partij SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiders Partij onder leiding van P.J. Troelstra zorgt ervoor dat in 1917 alle mannen mogen stemmen, twee jaar later (1919) ook alle vrouwen. 
De socialisten waren onderling ook weer verdeeld. Namelijk: Moeten de 5 K's met een revolutie (een grote verandering in een korte tijd) zonder geweld of met geweld worden behaald? 
Volgende dia filmpje: Heeft Pieter Jelles Troelstra met geweld of zonder geweld de macht proberen te geven aan de arbeiders? (2:50) met 2 quizvragen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Twee uitspraken:
1. In het filmpje werden Rusland en Duitsland als voorbeeldlanden genoemd waar de arbeiders met een revolutie de macht hadden gegrepen.

2. Een van de doelen van de politieke partij SDAP van Troelstra was algemeen kiesrecht voor iedereen.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 12 - Quizvraag

Welke uitspraken hoort NIET bij de socialisten (de arbeiders)?
A
'het geloof moet zich zo min mogelijk met de politiek bemoeien'
B
'de winst van een fabriek moet netjes worden verdeeld over alle arbeiders'
C
'de koning mag zich meer gaan bemoeien met de politiek'
D
Alle mannen èn vrouwen boven de 18 jaar mogen stemmen op een politieke partij.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Volgende dia: laatste filmpje als samenvatting (+ 7 min.) met daarna 4 quizvragen
Op welke politieke partij ga jij later stemmen?
Momenteel kun je vaak nog steeds aan de naam van politieke partijen herkennen of het een christelijke (katholiek of protestant) of een socialistische partij is. Christelijke partijen worden ook wel confessionele partijen genoemd. Het logo van een socialistische partij heeft overigens vaak veel rood.

Kortom, stem jij later op een Socialistische Partij? Dan vind jij 'betere werkomstandigheden voor de arbeider' erg belangrijk. Ook wil je weinig verschil tussen arm en rijk. 

Mijn tip is: meld je later aan bij een vakbond. 'Samen sta je sterk!' om te eisen van jouw baas/ werkgever bv hoger loon, minder werkdagen, enz. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wie is in 1848 de bedenker van de politieke stroming 'het socialisme'?
A
Karl Marx
B
Domela Nieuwenhuis
C
Pieter Jelles Troelstra
D
Geen van de genoemde namen is juist.

Slide 17 - Quizvraag

Er zijn twee soorten socialisten, namelijk 1. sociaal-revolutionairen en 2. sociaaldemocraten.

Sociaaldemocraten.....
A
geloven in een revolutie
B
willen de macht grijpen
C
geloven in democratie
D
geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 18 - Quizvraag

Twee uitspraken:
1. De politieke partij ARP (Anti-Revolutie-Partij) uit 1879 van Abraham Kuyper is een confessionele partij.

2. Het Agnieten College is officieel een christelijke school. Door de ARP krijgen niet alleen openbare scholen, maar ook christelijke scholen nu geld van de regering om te blijven bestaan.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Sleep de volgende gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
Karl Marx bedenkt het socialisme
Het Kinderwetje van Van Houten wordt ingevoerd.
De Schoolwet wordt ingevoerd.
De politieke partij SDAP wordt opgericht.

Slide 20 - Sleepvraag

Aan het eind:
1. kun je verwoorden hoe de verhouding was tussen een fabrieksbaas en een fabrieksarbeider in de 19e eeuw;
2. kun je benoemen welke rol Nieuwenhuis en Troelstra hebben gespeeld om de verhouding tussen de fabrieksbaas en de fabrieksarbeider te veranderen.
Hierboven staan nogmaals de 2 leerdoelen. Zet de cijfers 1 en 2 onder mekaar en geef PER leerdoel antwoord in minimaal 4 zinnen (maar mag ook meer):

Slide 21 - Open vraag