Werkwoorden vervoegen

• duits
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

De stam van 'besuchen'

de stam van 'schwimmen'

Werkwoorden vervoegen

Oefenen met meerkeuzevragen.

Ich (besuchen) ________

1. besuch
2. besuche
3. besucht
4. besuchen

Du (schwimmen) ________

1. schwimm
2. schwimme
3. schwimmst
4. schwimmen

Annika (schwimmen) ________

1. schwimme
2. schwimmst
3. schwimmt
4. schwimmen

Wir (besuchen) ________

1. besuch
2. besucht
3. besuchst
4. besuchen

Ihr (besuchen) ________

1. besuch
2. besucht
3. besuchst
4. besuchen

Auswendig lernen

Persoonlijke voornaamwoorden + bijbehorende uitgangen!

Denk om het volgende!

Welk persoonlijk voornaamwoord kan ervoor in de plaats als er nergens ich/du/er/sie/es/wir/ihr/Sie/sie staat?

1. (spielen) Meine Katze _________ mit einem Ball.
   
   
2. (gehen) Meine Geschwister _________ zur Schule.
   
   
3. (besuchen) Heute __________ Tomas seinen Opa.

Hoe goed ken je de 'ingrediënten' van het werkwoord in tegenwoordige tijd?

(0 = heel slecht / 10 = heel goed)

010

Zelfstandig aan het werk

Groep 1: je snapt het volledig
Maken: 21 en 22 (blz. 115/116) 
                 4 en 5 (blz. 183/184) ONLINE     (bovenin beeld WHA --> K4)  

Groep 2: je snapt het nog niet helemaal en hebt extra oefening nodig.
Maken: 20 en 21 (blz. 115) 
                 1, 2 en 3 (blz. 182/183) ONLINE   (bovenin beeld WHA --> K4)    

Groep 3: je wil extra uitleg en doet samen met mij mee.