VPK periode 3, kwetsbare ouderen





Kwetsbare oudere & Klinisch redeneren
VPK  periode 3
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les





Kwetsbare oudere & Klinisch redeneren
VPK  periode 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • De student kan uitleggen wat de term kwetsbare oudere inhoud.
  • De student kan de vijf geriatrische reuzen benoemen.
  • De student kan de begrippen Co morbiditeit en Multi morbiditeit uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op 1 januari 2019 hadden 9,9 miljoen mensen in Nederland één of meer chronische aandoeningen. Dit komt overeen met 57% van de Nederlandse bevolking.

Slide 3 - Tekstslide

Een ‘chronische aandoening’ is hier gedefinieerd als een aandoening waarbij over het algemeen geen uitzicht is op volledig herstel. 

Het percentage mensen met één of meer chronische aandoeningen is echter hoger op hogere leeftijd. Ruim 95% van de mensen van 75 jaar en ouder heeft ten minste één chronische aandoening. De prevalentie onder personen jonger dan 40 jaar is ruim 40%.
Vraag 1
De term kwetsbare oudere geldt voor iedere oudere zorgvrager?
A
Ja klopt
B
Nee klopt niet

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kwetsbare oudere
Kwetsbaarheid is geen diagnose, maar een aanduiding van een hoge kans op fysieke, psychische of sociale achteruitgang.

Slide 5 - Tekstslide

Het begrip ‘kwetsbaarheid’ kent verschillende
definities. Het is geen ziekte, maar een verzameling risicofactoren.

Kwetsbare personen zijn vaker oud, hebben
meer dan één (chronische) aandoening (multimorbiditeit) (Boyd 2005), meer lichamelijke
beperkingen en een slechtere gepercipieerde
gezondheid (Avila-Funes 2008)

Screeningsinterventies om een verhoogd
risico op delirium, vallen, ondervoeding en
bestaande fysieke beperkingen vroegtijdig
te identificeren.
Wat verstaan we onder een geriatrische zorgvrager?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de vijf geriatrische reuzen, aandachtsgebieden?

Slide 7 - Open vraag

geriatrische reuzen

Bij ouderen zien we naast de normale verouderingsprocessen ook een toename van speciale aandoeningen. Volgens F. Eulderink (1999) gaat het hierbij om de volgende vijf stoornissen die wel de geriatrische reuzen worden genoemd: (1) gestoorde mobiliteit, (2) gestoorde stabiliteit (vooral duizeligheid en vallen), (3) gestoorde communicatie (vooral door slechte horen en zien), (4) psychische stoornissen (zoals depressie en dementie) en (5) incontinentie.
Wat is comorbiditeit en wat is multimorbiditeit?

Slide 8 - Open vraag


Comorbiditeit: de aanwezigheid van een aandoening naast een primaire, centraal staande ziekte of aandoening. 

Multimorbiditeit: de aanwezigheid van twee of meer chronische aandoeningen waarbij de ene aandoening niet méér centraal staat dan een andere.

Multimorbiditeit
Iedere combinatie van twee of meer aandoeningen bij één persoon. is de algemene term voor het optreden van meer dan één (chronische) aandoening in één individu tijdens een bepaalde periode



multimorbiditeit
In 2019 hadden 5,4 miljoen mensen twee of meer chronische aandoeningen (multimorbiditeit). Dit komt overeen met 31% van de totale Nederlandse bevolking en met 54% van de mensen met ten minste één chronische ziekte.
Vanaf de leeftijd van 40 jaar neemt de prevalentie sterk toe. Van de mensen van 75 jaar en ouder heeft 86% meer dan één chronische aandoening. Meer vrouwen dan mannen
Dit zijn vormen van co morbiditeit. 
Hoe staan deze met elkaar in verbinding?
1. diabetes mellitus en coronaire hartziekten;
2. diabetes mellitus en gezichtsstoornissen;
3. coronaire hartziekten en COPD.
4. Hartfalen rechts en oedeem in de benen
5. Lekkende hartklep links en longontsteking
6. Parkinson en trager denken


Slide 9 - Tekstslide

Elk subgroepje zoekt twee punten op en koppelt deze tijdens de les terug

Slide 10 - Tekstslide

Stap 1: Oriëntatie op de situatie, breng de situatie van de zorgvrager in kaart.
Je verzamelt informatie, voert een risicoanalyse uit en beslist of je de arts moet informeren. Gebruik hiervoor o.a. de redeneerhulp SBARR, EWS of een andere toepassende redeneerhulp…..

Stap 2: Mogelijke problemen in kaart brengen
Je denkt na over wat er aan de hand zou kunnen zijn, wat de belangrijke punten zijn waar mogelijk actie nodig is. Vragen die je hierbij kunt hanteren: Wat is er aan de hand? Wat is het gezondheidsprobleem? Wat zijn de gevolgen van het gezondheidsprobleem voor de zorgvrager? Wat is de oorzaak van het probleem? Is er een verband met andere problemen?

Stap 3: Aanvullende observaties en onderzoeken
Je verzamelt de informatie die je nodig hebt om een beslissing te kunnen nemen over de acties die nodig zijn. Vragen die je hierbij kunt hanteren: Wat wil je nog meer weten van en over de zorgvrager?
Wat moet er uitgezocht worden? Welke aanvullende onderzoeken zijn nodig?

Stap 4. Verpleegkundig beleid vaststellen
Je bedenkt welke doelen je wilt behalen en welke interventies daarop ingezet gaan worden.
Wat kunnen we eraan doen?

Stap 5. Het verloop monitoren
Je evalueert aan de hand van rapportages hoe de uitvoering verloopt. Je geeft de informatie kort en bondig weer.
Verloopt de zorg naar wens?
Welke complicaties kunnen optreden?
Wat zijn de risico’s?

Stap 6 Je kijkt terug op de situatie, je beslissingen en het verloop en denkt na wat je ervan geleerd hebt.
Wat heb ik van deze situatie geleerd?


Casus klinische redeneren
Vandaag komt Sanne bij familie Klomps voor de dagelijkse zorg voor dhr Klomps.
Sanne ziet dat mevrouw Klomps zich niet lekker voelt en vraagt dit na. Mevrouw Klomps geeft aan moe te zijn; haar echtgenoot is ’s nachts onrustig en daarom moet ze er een paar keer uit. Als ze eruit is, gaat ze ook plassen.
Wanneer Sanne dhr. Klomps geholpen heeft met het douchen en aankleden, ruimt mevrouw Klomps het vuile goed op en loopt met de was naar beneden en stopt het in de wasmachine. Als mevrouw Klomps terug komt, merkt Sanne dat ze buitenadem is, iets wat ze een paar weken geleden niet was. Wanneer Sanne hierna vraagt geeft mevrouw Klomps aan dat ze hier al een paar weken last van heeft. Mevrouw Klomps wimpelt het gesprek af en gaat weer naar haar man toe met een kopje koffie en koekje.
Sanne gaat naar kantoor, maar houdt toch een raar gevoel aan het gesprek over.
Wanneer Sanne de volgende dag weer bij dhr en mw Klomps komt voor de zorg van Dhr Klomps, merkt Sanne dat mw Klomps nog in bed ligt. Normaal gesproken zit mw Klomps al in de woonkamer met een kopje koffie op Sanne te wachten. Sanne besluit bij mevrouw Klomps te kijken.
Mw. vertelt dat zij pijn heeft tussen de schouderbladen en zich niet lekker voelt. Je hoort haar duidelijk en snel ademhalen. Ademhalingsfrequentie 28, pols 120/min, temp 38,1 graden, tensie onbekend. Mw Klomps is bij bewustzijn, maar je ziet aan haar gezicht dat ze zij zich niet lekker voelt.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies