Spelling - H4.8 - bijvoeglijk naamwoord

Nederlands H4.8

pak voor je:

Laptop met LessonUp
Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Je leert:
  • hoe je een bijvoeglijk naamwoord gebruikt
  • hoe je een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord gebruikt
  • hoe je het als bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord gebruikt


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands H4.8

pak voor je:

Laptop met LessonUp
Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Je leert:
  • hoe je een bijvoeglijk naamwoord gebruikt
  • hoe je een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord gebruikt
  • hoe je het als bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord gebruikt


Slide 1 - Tekstslide

Terugblik: 
Zelfstandig naamwoord


Mensen, dieren, dingen en namen.
Voor een zelfstandig naamwoord kan je altijd een lidwoord  zetten.



Slide 2 - Tekstslide

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
lopen
B
boodschappen doen
C
wekker
D
staan

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
Jan
B
in
C
de
D
mooie

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 5 - Quizvraag

bijvoegelijk naamwoord
Een bijvoegelijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Je weet door een bijvoegelijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 6 - Tekstslide

Welke bijvoeglijk naamwoorden kunnen we hier neer zetten?
stoel

Slide 7 - Woordweb

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Rode
Gouden
Grote
Houten
Mooie
Stoffen

Slide 9 - Sleepvraag

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Je schrijft het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

Slide 11 - Tekstslide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(vluchten) De ............... dief
A
gevluchte
B
gevluchtte
C
gevluchten
D
gevluchtten

Slide 12 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 13 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen
A
vewoestten
B
verwoeste
C
verwoesde
D
verwoesdden

Slide 14 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verbreden) De ........ weg.

Slide 15 - Open vraag

Maken
H4.8
Opdracht 1 t/m 6 + 8 

Klaar? 
Maak de Test jezelf!


Slide 16 - Tekstslide