In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Welk begrip hoort niet bij een middeleeuws gilde?
A
ambacht
B
gezel
C
meester
D
horige
Slide 1 - Quizvraag
Bij gewand maken horen ook deze beroepen. Welke hoort er niet bij?
A
verver
B
volder
C
droogscheerder
D
porder
Slide 2 - Quizvraag
Een middeleeuwse vereniging van mensen met hetzelfde ambacht (beroep), noem je een:
Slide 3 - Open vraag
Wie woonde op deze plek in Midsland in de middeleeuwen?
A
de schout
B
de burgemeester
C
de rakkers
D
de drost
Slide 4 - Quizvraag
In de middeleeuwen had je ook rechters. Hoe noemden ze een rechter in de middeleeuwen?
A
schout
B
schepen
C
drost
D
rakker
Slide 5 - Quizvraag
Een groep steden in noord oost Europa werkte samen om beter te kunnen handelen. Deze steden noemen we....
A
een gilde
B
de hanze
C
een jaarmarkt
D
een rakker
Slide 6 - Quizvraag
De middeleeuwse Brandariuskerk werd in 1323 gebouwd. De toren werd zo gebouwd dat deze kon dienen als baken voor de schepen die via de Zuiderzee op weg waren naar Amsterdam. De Hanzestad Kampen betaalde mee aan deze eerste vuurtoren.
Waarom betaalde de Hanzestad Kampen mee aan de bouw van de Brandaris?
Slide 7 - Open vraag
In middeleeuwse steden ontstonden gilden. Welke afspraken maakten mensen binnen een gilde? Noem er 5.
Slide 8 - Open vraag
Welke drie soorten straffen waren er in de middeleeuwen?
Slide 9 - Open vraag
Welke bewering over de Hanze is juist?
A
De Hanze bestond op het hoogtepunt uit zo'n 300 steden, van Dublin tot Krakau
B
De Hanze was een bondgenootschap van steden in Noord-Europa die met elkaar handel dreven
C
Bij de Hanze waren ook veel Nederlandse steden aangesloten, waaronder Leeuwarden
D
Door onderlingen ruzies was de Hanze geen lang leven beschoren
Slide 10 - Quizvraag
Welke bewering over de gilden is juist?
A
iedereen kon lid worden van een gilde
B
je werd gildemeester als je met succes een meesterproef had afgelegd
C
vrouwen waren verenigd in aparte gilden
D
de gilden vonden regels maar onzin
Slide 11 - Quizvraag
Tijd van Steden en staten duurde van...
A
500 - 1000
B
1000 - 1500
C
1500 - 1600
D
1600-1700
Slide 12 - Quizvraag
A
Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B
Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist.
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist.
Slide 13 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de afbeelding.
A
Gilde
B
Hanze
C
Kruistocht
D
Schepenen
Slide 14 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de afbeelding.
A
Gilden
B
Hanze
C
Handel
D
Stadsrechten
Slide 15 - Quizvraag
Noem de 3 standen van de standensamenleving uit de tijd van steden en staten.