Bevolkingsgroei leidt tot meer vraag naar textiel (kleding)
Arbeidskrachten trekken naar de steden voor werk
Koloniën worden gebruikt om goedkope grondstoffen te verkrijgen en als afzetmarkt
Slide 12 - Tekstslide
8.1 De industriële revolutie
Industrie en samenleving
Rond 1800: Door democratische revoluties (7.3) en de industriële revolutie verandert de samenleving:
Nieuwe samenlevingsvorm: industriële samenleving
Samenleving niet meer ingedeeld in standen (= op basis van geboorte), maar klassen (= op basis van bezit) -->
Rijken: klasse van kapitalisten (fabriekseigenaren en beleggers)
Middenklasse: klasse van winkeliers, ambtenaren, leraren, artsen, ...
Armen: klasse van arbeiders (werken in de fabrieken)
Slide 13 - Tekstslide
Geef aan: - wat de industriële revolutie was en - waar en wanneer de industriële revolutie begon.
Slide 14 - Open vraag
Noem twee kenmerken van de industriële samenleving.
Slide 15 - Open vraag
Beschrijf de drie klassen van de 19e eeuwse steden.
Slide 16 - Open vraag
Veel 19e eeuwers hadden niet het gevoel een industriële revolutie mee te maken. Geef daarvoor een verklaring.
Slide 17 - Open vraag
Werk het lesdoel volledig uit. Leg uit hoe de industriële revolutie ontstond.
Slide 18 - Open vraag
Opdrachten
Maak van paragraaf 8.1 (blz. 84 in het werkboek) opdracht 1 t/m 5. Klaar? Laat de gemaakte opdrachten zien aan de docent Bij goedkeuring ga je verder met je keuzetaal.