Les 'leiding geven H13 (werkroosters maken)

Welkom
- 'Leidinggeven lunch'
- Komende 2 periodes
- Boek FD FLK 2
- Periode 1 & 2 > theorie + EXAMENS
- Periode 3  > HERKANSING

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Facilitair LeidinggevendeMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
- 'Leidinggeven lunch'
- Komende 2 periodes
- Boek FD FLK 2
- Periode 1 & 2 > theorie + EXAMENS
- Periode 3  > HERKANSING

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Periode 1 > Theorie
Periode 2 > Theorie + examens
 



Slide 2 - Tekstslide

Profieldeel P2-K2

P2-K2-W1  : Begeleidt en stuurt lerende medewerkers aan
P2- K2-W2: Plant en verdeelt werkzaamheden
P2-K2-W3 : Voert gesprekken met medewerkers

Slide 3 - Tekstslide

H13
Na behandeling van dit hoofdstuk weet je meer over:

  • Het bepalen van de kwantitatieve personeelsbehoefte
  • het bepalen van de kwalitatieve personeelsbehoefte;
  • personeelsbudgetten en personeelskosten;
  • de randvoorwaarden bij het maken van een rooster;
  • het invullen van een werkrooster;
  • het aanpassen van een werkrooster. 


Slide 4 - Tekstslide

Kwantitatieve personeelsbehoefte
> Hoeveel personeel je nodig hebt. 

Afhankelijk van een aantal factoren:
  • Hoeveelheid personeel in dienst + aantal uren op arbeidscontract?
  • Beschikbaarheid personeel  
  • Arbeidsomstandigheden 
  • Externe factoren zoals seizoensinvloeden, technologische ontwikkelingen en ingevoerde wetgeving.

Slide 5 - Tekstslide

Kwantitatieve personeelsbehoefte
Medewerkers hebben een fulltime of parttime arbeidscontract.
> aantal uren wordt uitgedrukt in fte.
> 1 fte = 40 uur   

Basisberekening personeelsbehoefte (hoeveel fte er nodig is)

  1. Omzet per dag, per week of per jaar
  2. De omzet per grondoppervlakte
  3. Het aantal uren dat je uit moet geven





Slide 6 - Tekstslide

Kwalitatieve personeelsbehoefte
> Inplannen op basis van de juiste behoefte.  

Van invloed op inplannen kwalitatieve personeelsbehoefte:
Functieniveau 
Iemand die aanwezig dient te zijn. Bijv. leidinggevende of een allround medewerker. 

Uit te voeren taken 
Op basis van het takenpakker worden medewerkers ingeroosterd. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe bereken je het nettoloon?

Slide 8 - Open vraag

H13
Het personeelsbudget en personeelskosten



Het verschil tussen bruto- en nettoloon zijn de inhoudingen en vergoedingen door de werkgever:
Brutoloon (‘papieren’ ofwel ‘periodieke’ loon):
     aantal gewerkte uren x brutoloon per uur
-  Inhoudingen
     inhoudingen door het bedrijf, o.a.
     loonbelasting, pensioenpremies
Vergoedingen
     voor door personeel gemaakte kosten (reiskosten)
=  Nettoloon
     bedrag dat overgemaakt wordt door werkgever
     aan werknemer

Slide 9 - Tekstslide

Het personeelsbudget 
Brutoloon = vastgestelde loon volgens arbeidsovereenkomst. Bestaat o.a. uit:
  • bruto uurloon
  • 8% vakantietoeslag  

Inhoudingen > werkgever houdt over brutoloon in:
  • loonheffing 
  • pensioenpremies
  • Werknemersverzekeringen 

Vergoedingen 
  • reiskostenvergoeding
  • Fietsenplan

Nettoloon = het bedrag dat overgemaakt wordt door werkgever aan de werknemer.

brutoloon - inhoudingen + vergoedingen = nettoloon 

Slide 10 - Tekstslide

H13

Primair personeelsbudget (loonbudget)
  • Brutolonen
  • Sociale werkgeverspremies
  • Vakantiegeld

Secundair personeelsbudget
      Extra personeelskosten bijvoorbeeld:
  • Personeelsuitje
  • Kantinekosten
  • Ingehuurde arbeid/adviezen
  • Opleiding
  • Pensioenpremie
  • Reiskostenvergoeding

Slide 11 - Tekstslide

Het werkrooster en de drie V’s

Je krijgt je bij het inplannen van personeel te maken met de drie V’s:

Verzuim 
Medewerker blijft weg van werk omdat hij ziek is, of zegt ziek te zijn. 

Verlof
De toestemming die verleend wordt aan medewerkers om een periode van het werk afwezig te blijven
  • Vakantieverlof
  • Zwangerschapsverlof

Verloop
Instroom en uitstroom van personeel 
  • natuurlijk en onnatuurlijk verloop
  • oud en nieuw verloop 

Slide 12 - Tekstslide

H13
Soorten verloop:

Natuurlijk verloop
     Verloop dat is in te plannen (jaarcontract, pensioen etc.)
Onnatuurlijk verloop
     Vooraf onbekend (overlijden, ontslag etc.)
Oud verloop
     Werknemers die lang in dienst zijn vertrekken
Nieuw verloop
     Nieuwe medewerkers die snel weer vertrekken


Slide 13 - Tekstslide

Stappenplan maken werkrooster
Stap 1: Invoeren persoonlijke gegevens
 
Stap 2: Plannen van werktijden en rustdagen

Stap 3: Toewijzen van taken, pauzes en niet beschikbaarheid

Stap 4: Beheren en analyseren

Stap 5: Afdrukken en publiceren

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Hoe noemt men de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie wordt uitgedrukt
A
Arbo
B
CAO
C
FTE
D
Omzet

Slide 16 - Quizvraag

Waaronder valt de reiskostenvergoeding van werknemers?
A
Brutoloon
B
Inhoudingen
C
Omzet
D
Vergoedingen

Slide 17 - Quizvraag

Met welke formule kun je het nettoloon berekenen?
A
Brutoloon – inhoudingen + vergoedingen = nettoloon
B
Brutoloon + inhoudingen – vergoedingen = nettoloon
C
Inhoudingen + brutoloon – vergoedingen = nettoloon
D
Inhoudingen + brutoloon + vergoedingen = nettoloon

Slide 18 - Quizvraag

Elke organisatie heeft te maken met ziekteverzuim. Welk percentage is bijna niet te vermijden?
A
1 -2%
B
4-5%
C
10-11%
D
15-16%

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn de 3 V's waar leidinggevenden rekening mee moeten houden bij het inplannen van personeel
A
Verlof, verloop en verwachting
B
Verloop, vakantie en verwachting
C
Verzuim, verlof en vakantie
D
Verzuim, verlof en verloop

Slide 20 - Quizvraag

Kwantitatieve personeelsbehoefte 
Kwalitatieve personeelsbehoefte 
Functieniveau
Iemand die aanwezig dient te zijn. Bijv. leidinggevende of een allround medewerker.


Uit te voeren taken
Op basis van het takenpakker worden medewerkers ingeroosterd. 
Basisberekening personeelsbehoefte (hoeveel fte er nodig is)
Omzet per dag, per week of per jaar

Afhankelijk van een aantal factoren. Bijv.:
Hoeveelheid personeel in dienst + aantal uren op arbeidscontract?


Slide 21 - Sleepvraag

Wat is de eerste stap bij het maken van een werkrooster
A
Bepalen van de personeelsbehoefte
B
Invoeren persoonlijke gegevens
C
Koppelen van medewerkers aan de personeelsbehoefte
D
Optimaliseren van het werkrooster

Slide 22 - Quizvraag

Een medewerker werkt 220 dagen per jaar en is 10 dagen ziek geweest. Wat is dan het ziekteverzuimpercentage?
A
22%
B
0,45%
C
4,5%
D
2,2%

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn de drie V's?

Slide 24 - Open vraag

Bij een organisatie werken 200 medewerkers en 12 medewerkers hebben dat jaar ontslag genomen. Wat is dan de verlooppercentage?
A
16,6%
B
6%
C
1,66%
D
0,6%

Slide 25 - Quizvraag

De arbowet
De arbeidsomstandighedenwet

Slide 26 - Tekstslide

Arbowet
In de Arbowet staan regels voor werkgevers en werknemers om de gezondheid en veiligheid van werknemers te bevorderen.


In de Arbowet zijn verplichtingen opgenomen waar werkgevers en werknemers zich aan moeten houden. Deze gelden voor alle plekken waar arbeid wordt verricht (dus ook voor verenigingen en stichtingen en voor deeltijd- en flexwerkers, oproepkrachten en personen met een nulurencontract).

Slide 27 - Tekstslide

Arbo gaat over
A
Veiligheid, Welzijn en werktijden
B
Veiligheid, Werktijden en Gezondheid
C
Veiligheid, Welzijn en Gezondheid
D
Welzijn, Werktijden en Gezondheid

Slide 28 - Quizvraag

Werkrooster
Altijd rekening houden met CAO en Arbowet!
Maar eerst: bepalen welke taken/functies je nodig hebt. 

Slide 29 - Tekstslide

Mag je volgens de ARBO-wet een avonddienst draaien tot 23.00uur en de ochtend erna een ochtenddienst vanaf 6.30uur?
A
JA
B
NEE

Slide 30 - Quizvraag

Wat wordt er geregeld in de arbo wet?
A
Hoe de werkgever moet zorgen voor een veilige en gezonde werkplek
B
Wat het minimale salaris is
C
Aan welke eisen de inrichting van de salon moet voldoen
D
Het aantal minimale vakantie dagen

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de betekenis van de Arbo wet?
A
regels voor werkgevers
B
arbeid en welzijnswet
C
arbeidswet
D
arbeidsomstandighedenwet

Slide 32 - Quizvraag

Hoe lang moet je werkgever salaris betalen voor jou als je ziek bent?
A
52 weken
B
78 weken
C
104 weken
D
Dit hangt af van je arbeidsovereenkomst

Slide 33 - Quizvraag

H13
Lezen blz. 268 t/m 290

Maken opdr. 13.1 t/m  13.9, 13.12  t/m 13.20
13.22 t/m 13.28


Slide 34 - Tekstslide