Formuleren - Incongruentie

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

  • Lezen uit je leesboek
  • Deadline verhaalanalyse verschoven
  • Verwijswoorden en incongruentie test jezelf
  • Maken: opdracht 6 t/m 11 reader (ook huiswerk)
  • Toets bespreken
  • Les afsluiten en huiswerk noteren
Wat gaan we doen?

Slide 2 - Tekstslide

Deadline verhaalanalyse verschoven
Nieuwe deadline: zondag 17 december 23.59

Volgende week vrijdag: halve les nog aan de slag (vraag dan ook feedback als je die nodig hebt)














Slide 3 - Tekstslide

§ 2: Onjuist of onduidelijk verwijzen

Onjuist:
- Hij / zij / het, hem / haar, zijn / haar (woordgeslacht bepaalt)
- Die / dat en deze / dit (de = die, deze - het = dat, dit)
- Hen / hun (hen = LV + na VZ, hun = MV zonder VZ)
- Dat / wat (wat = overtreffende trap + onbep. vnw. + zin of deel van zin, dat = het-woord + zin of deel van zin)
- Wie / waar (personen = VZ wie, dingen = waarVZ)

Onduidelijk:
- Geen antecedent in zin
- Meerdere antecedenten mogelijk

Slide 4 - Tekstslide

§ 3: Incongruentie

Congruent = overeenstemmend, gelijk.
Incongruent = niet overeenstemmend, ongelijk.

Slide 5 - Tekstslide

Test jezelf: verwijswoorden en incongruentie

Zowel de docent Nederlands als de journalist van De Volkskrant (1) is/zijn zeer goed in formuleren. Het percentage van docenten Nederlands (2) die/dat deze vaardigheid niet goed (3) beheerst/beheersen, (4) is/zijn op de vingers van één hand te tellen. Ook de media (5) moet/moeten de formuleervaardigheid meester zijn, aangezien een aantal kranten zeer kritische lezers (6) heeft/hebben. 
Bovendien verwachten de lezers een bepaalde stijl die door de redactie van de krant aan (7) hen/hun wordt voorgeschoteld. (8) Ze/hun verwachten kwaliteit en dat is volkomen logisch. Over bovenstaande alinea’s (9) kan/kunnen ik zeggen dat beheersing van anaforen en congruentie op een adequate wijze beoefend (10) wordt/worden.

Slide 6 - Tekstslide

De media schrijft bijzonder negatief over deze superster.
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

Meervoudig onderwerp behandeld als enkelvoudig
De media schrijft bijzonder negatief.
media = onderwerp = meervoud
schrijft = pv = ev
-> getal onderwerp en pv komen niet overeen = incongruentie

Wie verbetert de zin?

Slide 8 - Tekstslide

§ 3: Incongruentie

- Mv ond. wordt aangezien voor ev ond.
(*De media schrijft bijzonder negatief over hem.)
- Ev ond. wordt aangezien voor mv ond.
(*Het kabinet zijn nog niet klaar met het debat.)
- Ev kern van ond. wordt gevolgd door mv. nabepaling
(*Meer dan de helft van de leerlingen waren aanwezig.)
- Meew. vw. wordt aangezien voor ond.
(*De medewerkers werden opgedragen de winkel te vegen.)

Slide 9 - Tekstslide

De kudde schapen stak de weg over.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht hebben een probleem.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quizvraag

Mensen die belangstelling hebben voor de functie worden verzocht te reageren.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Softdrugs zijn gevaarlijker dan de meeste jongeren denken.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Dertig procent van de spaarders haalden hun geld van hun rekening.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Dertig procent van de spaarders haalden hun geld van hun rekening.
Verbeter deze zin.

Slide 15 - Open vraag

Aan de slag
Maken: opdracht 6 t/m 11 van de reader formuleren (dinsdag af)

Straks... 
Toets leesvaardigheid nabespreken

Slide 16 - Tekstslide

Incongruentie?
A
Duidelijk, ik kan alleen verder.
B
Mwah, misschien heb ik zo wel een vraag.
C
Ik heb daar nu al een vraag over.

Slide 17 - Quizvraag