Geef antwoord op de volgende vragen en voer de opdrachten uit om te zien of jij de leerdoelen hebt behaald.
Vul de juiste vormen van deze werkwoorden met een stam op -d of -t in.
1. (arbeiten) ...................... du im Supermarkt?
2. (reden).................. ihr über das Wetter?
3. Vertaal naar het Duits: Het is zesentwintig mei.
4. Geef de vertalingen van: er/sie/es wird & wir werden.
5. Vertaal de woorden: und, aber & oder
6. Geef de vertaling van de woorden: rot, grün, der Eingang, billig