De Verlichting

De Verlichting
Tijd van pruiken en revoluties
Achttiende eeuw
Paragraaf 4.3: kritiek en idealen: De Verlichting

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

De Verlichting
Tijd van pruiken en revoluties
Achttiende eeuw
Paragraaf 4.3: kritiek en idealen: De Verlichting

Slide 1 - Tekstslide

In welke tijd bevinden we ons als we het hebben over de Republiek, VOC, WIC en de wetenschappelijke revolutie?

Slide 2 - Poll

In welke tijd bevinden we ons als we het hebben over het absolutisme? Met andere woorden: welk tijdvak komt erna?

Slide 3 - Poll

Vorige les 
Absolutisme
Lodewijk XIV
Economie, politiek en samenleving

Slide 4 - Tekstslide

Lodewijk XIV noemde zichzelf de zonnekoning, omdat ...
A
... hij zichzelf als het middelpunt van de wereld vond, zoals de zon het middelpunt van het heelal is.
B
... hij de maan te klein vond. De zon was groot en machtig, net zoals hij.
C
... hij zijn rijk zo groot en machtig vond, dat de zon er nooit onder ging.
D
... hij warmte uitstraalde over de bevolking.

Slide 5 - Quizvraag

Wat was het mercantilisme van Lodewijk XIV?
A
De handel moet zo vrij mogelijk zijn. Dan wordt er veel geld verdiend.
B
De Franse handel wordt beschermd. Fransen mogen wel naar het buitenland handelen maar niet andersom.
C
Alleen de koning mocht spullen en producten verkopen.
D
De officiële godsdienst was het katholieke geloof. De protestanten/Hugenoten mochten geen handel drijven.

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent absolutisme?
A
Er is geen twijfel over het feit dat Lodewijk XIV de macht had.
B
Lodewijk XIV en zijn opvolgers hadden alle macht, omdat niemand tegen hen in durfde te gaan.
C
Lodewijk XIV en zijn opvolgers hadden alle macht, omdat de adel te zwak was.
D
Lodewijk XIV heeft de macht van God gekregen. Daarom mag hij alles in zijn eentje beslissen. Hij is absoluut.

Slide 7 - Quizvraag

Hoe probeerde Lodewijk XIV de adel onder de duim te houden?
A
Nationaal leger, adel uitmoorden en rijke burgers macht geven.
B
Nationaal leger, rijke burgers uitmoorden en de adel macht geven.
C
Nationaal leger, adel verplicht bij Lodewijk wonen en de adel een beetje macht geven.
D
Nationaal leger, adel uitmoorden en de adel een beetje macht geven.

Slide 8 - Quizvraag

Wie hadden er in de Republiek de macht en wie hadden er in Frankrijk de macht?
A
Republiek: burgers Frankrijk: adel en koning
B
Republiek: adel en koning Frankrijk: de koning
C
Republiek: burgers Frankrijk: de koning
D
Republiek: de koning Frankrijk: de koning

Slide 9 - Quizvraag

Vandaag: de Verlichting 
1. Welke kritiek hadden de verlichtingsfilosofen op de absolute heersers?
2. Welke ideeën hadden zij over een beter bestuur?

Slide 10 - Tekstslide

Renaissance en Wetenschappelijke revolutie
  • Carpe Diem - leven op aarde is de moeite waard
  • Onderzoek doen!
  • Rationalisme 

Slide 11 - Tekstslide

De renaissance en de wetenschappelijke revolutie waren de voedingsbodem voor de Verlichting.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit wat rationalisme betekent.

Slide 13 - Open vraag

Waar deden wetenschappers in tijdens de wetenschappelijke revolutie zoal onderzoek naar?

Slide 14 - Open vraag

En dan de Verlichting
  • Je kunt natuurlijk de natuur en het geloof onderzoeken...


  •  ... maar ook de mensen en de samenleving!

Slide 15 - Tekstslide

Verlichting
Nadenken over de manier waarop mensen samenleven, wie de macht heeft en wie de macht zou moeten hebben!

Slide 16 - Tekstslide

Drie belangrijke Verlichtingsdenkers
  • John Locke
  • Rousseau
  • Montesquieu  

Slide 17 - Tekstslide

John Locke
  • Tegen het absolutisme
  • Bill of Rights
  •  Iedereen is gelijk geboren - niemand hoort zomaar alle macht te hebben. 
  • Monarchie niet afschaffen - koningen moeten uit naam van het volk regeren. 
  • Natuurrechten. 

Slide 18 - Tekstslide

Waarom was John Locke tegen het absolutisme?
A
Hij had een hekel aan Lodewijk XIV
B
Hij bedacht dat niemand bij geboorte alle macht mocht hebben.
C
Hij was zelf geen koning en was daarom tegen absolutisme.
D
Hij vond dat het absolutisme in strijd was met de rede.

Slide 19 - Quizvraag

John Locke wilde de monarchie niet zomaar afschaffen. Hoe moesten vorsten regeren volgens Locke?

Slide 20 - Open vraag

Ieder mens heeft het recht op 'vrijheid, leven en bezit'.
A
Dit noemde Locke natuurwetten.
B
Dit noemde Locke natuurlijk.
C
Dit noemde Locke absolutisme.
D
Dit noemde Locke revolutionair.

Slide 21 - Quizvraag

Rousseau ging iets verder!

Slide 22 - Tekstslide

Rousseau
  • Rousseau vond vorsten overbodig! 
  • Mensen kunnen zichzelf regeren, maar...
  • dan moesten de mensen zichzelf minder belangrijk vinden dan de samenleving. 
  • (ongeschreven) afspraak tussen alle burgers = sociaal contract

Slide 23 - Tekstslide

Noem een verschil tussen de denkbeelden van John Locke en Rousseau.

Slide 24 - Open vraag

Burgers moesten zichzelf minder belangrijk vinden dan de samenleving als geheel. (ongeschreven) afspraken werden gepresenteerd in ...
A
... een maatschappelijke afspraak.
B
... natuurrechten.
C
... een sociaal contract.
D
... het absolutisme.

Slide 25 - Quizvraag

Montesquieu 
  • Alle macht bij 1 persoon is gevaarlijk!
  • Scheiding der machten - trias politica
  • Wetgevende macht maakt wetten
  • Uitvoerende macht zorgt ervoor dat wetten worden toegepast
  • Rechterlijke macht straft mensen die wetten niet nakomen.

Slide 26 - Tekstslide

Vandaag ga je een vergelijking maken! 

Ik deel jullie in in groepjes in Teams. 
Elk groepje gaat dan aan de slag met een opdracht over de les van vandaag. De opdracht vindt je in magister - opdrachten -Verlichting A2a
Je levert de gemaakte opdracht vóór de eerstvolgende les in magister in.

Slide 27 - Tekstslide