Adverbs of Frequency


Adverbs of Frequency
Bijwoorden van Frequentie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Adverbs of Frequency
Bijwoorden van Frequentie

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg (1)
Adverbs of Frequency geven aan hoe vaak iets wel of niet gebeurt.

Always = altijd
Usually = meestal
normally = normaal gesproken
Often = vaak
Sometimes = soms
occasionally = zo nu en dan
seldom = zelden
Hardly ever = bijna nooit
never = nooit

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg (2)
Adverbs of Frequency kunnen op 2 plaatsen komen te staan in de zin:

1. Vóór het hoofdwerkwoord (I always go to school)
2. Achter een vorm van to be  (I am never late)

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg (3)
Wat moet je nu precies kennen en kunnen?

1. Je moet weten wat de adverbs of frequency zijn (dus kunnen vertalen en correct kunnen gebruiken)
2. Je moet weten op welke plek deze woorden in de zin komen te staan

Slide 5 - Tekstslide

Exercise 1
Drag the adverbs of frequency in the correct order from smallest to biggest

Zet de woorden in de juiste volgorde van kleinst naar grootst

Slide 6 - Tekstslide

0%
10%
50%
70%
90%
100%
never
always
usually
often
sometimes
seldom

Slide 7 - Sleepvraag

Exercise 2
Put the words in the correct order to make a sentence

Zet de woorden in de juiste volgorde om een zin te maken

10 Questions

Slide 8 - Tekstslide

1. he / visits / often / you

Slide 9 - Open vraag

go swimming / sometimes / on Sundays / I

Slide 10 - Open vraag

2. angry / we / sometimes / are

Slide 11 - Open vraag

3. in our house / cold / it / often / is

Slide 12 - Open vraag

4. usually / is / hungry / Sam / after school

Slide 13 - Open vraag

5. goes / never / my cousin / cycling

Slide 14 - Open vraag

6. Mark and Ted / books / hardly ever / read

Slide 15 - Open vraag

7. I / my homework / in my room / do / always

Slide 16 - Open vraag

8. snows / in this area / rarely / it

Slide 17 - Open vraag

9. rarely / am / for / late / school / morning / the / in / I

Slide 18 - Open vraag

10. Sam / goes / occasionally / with / out / his / friends

Slide 19 - Open vraag

Exercise 3
Write correct answers to these questions using the adverb of frequenty in brackets (haakjes)

v.b.:
How often do you go out with friends? (rarely)              
I rarely go out with friends.

Slide 20 - Tekstslide

How often do you surf the net? (frequently)

Slide 21 - Open vraag

How often do you play boardgames? (never)

Slide 22 - Open vraag

How often does your mum do the shopping? (she - always)

Slide 23 - Open vraag

How often does your best friend call you? (he - often)

Slide 24 - Open vraag

How often does your English teacher speak Chinese? (she - rarely)

Slide 25 - Open vraag

Extra Practice
Use the Quizlet list to keep practicing:


Or practice on slimleren

Slide 26 - Tekstslide

Extra Challenge
Create 10 sentences and have a classmate figure out the correct order. 
Each sentence must:
1. Be at least 10 words long
2. Have at least 1 adverb of frequency

Slide 27 - Tekstslide