17/3 spelling met of zonder -n + herhaling meervoud -en 3h1

H1
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Wat weet je nog?
  • Wat weet je al?
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les weet je:
  • wanneer zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden op een -n eindigen

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les onthouden hebt.

Slide 4 - Woordweb

Wel of niet goed geschreven?

intuïtie
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Hoort een apostrof in de volgende zin?
Vroeger pakte ik altijd stiekem twee lollys uit de snoeptrommel.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Hoort een apostrof in de volgende zin?
Wij hebben altijd zin in vakanties.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Welke naam/namen heeft/hebben (als ze een bezitsaanduiding zijn) géén apostrof nodig?
A
Gaby
B
Naomi
C
Dennis
D
Marieke

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noemen we het accent op het volgende woord: crêpe
A
accent grave
B
accent circonflexe
C
accent aigu

Slide 9 - Quizvraag

Wat is juist?
A
toegeëigend
B
toegëeigend
C
toegeeïgend
D
toegeeigend

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noemen we het accent op het volgende woord: decolleté
A
accent grave
B
accent circonflexe
C
accent aigu

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist?
A
logé'tje
B
logétje
C
logeetje
D
logéetje

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
A
logés
B
logées
C
logeés
D
logees

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noemen we het accent op het volgende woord: première
A
accent grave
B
accent circonflexe
C
accent aigu

Slide 14 - Quizvraag

Meervoud -en- herhaling stof brugklas en jaar twee

Slide 15 - Tekstslide

Woorden die eindigen op -ee
krijgen in het meervoud 
 
ën

zee > zeeën 

Slide 16 - Tekstslide

Woorden die eindigen op -ie
Bij woorden die eindigen op ie krijgen in het meervoud:   of  -¨n

Hoe kun je weten wat erachter komt? --> Kijk naar de klemtoon!

Waar ligt de klemtoon? --> Roep het woord alsof je je hond in de verte roept.
Olie --> OOOOOOOlie = klemtoon op de O
Trofee --> TrofEEEEEEEEE = klemtoon op de E


Slide 17 - Tekstslide

Waar ligt de klemtoon?
+¨n 
tralie -->  klemtoon niet op de ie = trema op de laatste e+n -- >  traliën

kolonie --> klemtoon niet op de ie = trema op de laatste e+n -->   koloniën

+ën
fobie  --> klemtoon WEL op de ie = +ën  -- >  fobieën                

Slide 18 - Tekstslide

Op welke lettergreep ligt de klemtoon?

melodie

A
MElodie
B
meLOdie
C
meloDIE

Slide 19 - Quizvraag

-ën of op de laatste klinker twee puntjes +n?
Veel woorden met -ie achteraan, krijgen in het meervoud -ën  of -¨n .
Hoe kun je weten wat erachter komt?        -->       Kijk naar de klemtoon!

Optie 1:
De klemtoon ligt op de laatste lettergreep --> extra e + puntjes erop.
                                    me-lo-DIE                                --> melodieën

                                   



Slide 20 - Tekstslide

-ën of op de laatste klinker twee puntjes +n?
Veel woorden met -ie achteraan, krijgen in het meervoud -ën  of -¨n .
Hoe kun je weten wat erachter komt?        -->       Kijk naar de klemtoon!

Optie 1:
De klemtoon ligt op de laatste lettergreep --> extra e + puntjes erop (+ën)
                                                  me-lo-DIE --> melodieën
Optie 2:
De klemtoon ligt niet op de laatste lettergreep --> puntjes op de laatste +n
                                   ME-lo-die of me-LO-die --> melodiën                                   



Slide 21 - Tekstslide

Dus?

melodie

A
melodiën
B
melodieën
C
melodiëen

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer is iets zelfstandig gebruikt?
Er moet GEEN zelfstandig naamwoord zijn dat je achter de telwoorden kan plakken. 
Kan je WEL een zelfstandig naamwoord eraan plakken, dan is het bijvoeglijk gebruikt.

Velen
houden van 'Wie is de mol?', maar enkelen kijken er nooit naar.

Enkelen van die spelers behoren tot de beste van het team.
Achter 'beste' kan je nu het zelfstandig naamwoord 'spelers' plakken, daarom schrijf je 'beste' zonder -n.



Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig gebruikte woorden
Zelfstandig gebruikte woorden krijgen een -n als ze op mensen slaan die niet in de dezelfde zin genoemd worden.
Hoeveel verslaafden kunnen ze in Rotterdam nog opvangen?

Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op mensen slaan die wel in dezelfde zin genoemd worden.
Veel supporters in Brugge kwamen met de trein en slechts enkele met de eigen auto.

Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op dieren, planten of dingen slaan.
Van alle clubs was Ajax een van de eerste.

Slide 24 - Tekstslide

Met -n / zonder -n
Met -n:
- als het personen aanduidt.
- als het zelfstandig gebruikt wordt


Zonder -n:
- als het geen personen aanduidt (dus dingen/dieren etc.)
- als het niet zelfstandig gebruikt wordt (dus bijvoeglijk)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Met of zonder -n?
Enkele(n) leerlingen hebben het huiswerk niet gemaakt.
A
met
B
zonder

Slide 27 - Quizvraag

Met of zonder -n?
Mijn oma kijkt altijd naar het nieuws voor dove(n) en slechthorende(n)
A
eerste met, tweede zonder
B
eerste zonder, tweede met
C
allebei met
D
allebei zonder

Slide 28 - Quizvraag

Met of zonder -n?
Van die schattige puppies wil ik er wel enkele(n) hebben.
A
met
B
zonder

Slide 29 - Quizvraag

Met of zonder -n?
Van die talentvolle voetballertjes zullen sommige(n) Oranje halen.
A
met
B
zonder

Slide 30 - Quizvraag

Werk voor de deze les - Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je mag geen vragen stellen 
  • je werkt in stilte en je mag niet praten of overleggen 
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in stilte lezen uit je leesboek of werken aan een ander vak (niet op de laptop!)

Blz. 66 t/m 68, opdracht 1, 2, 3, 7 en 9
Blz. 99, opdracht 4
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur! 
Wat niet af is  = huiswerk!

Slide 31 - Tekstslide

Zelfstandig gebruikte telwoorden een -n
Het is bij woorden als bijvoorbeeld 'sommige' en 'enkele' niet altijd meteen duidelijk of er een -n achter moet. 

Je stelt jezelf de volgende twee vragen:
1. Gaat het om personen?
2. Is het telwoord zelfstandig gebruikt?

Als het antwoord op beide vragen 'ja' is, zetten we er een -n achter

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeelden
Zelfstandig gebruikt telwoord:
Sommigen van die leerlingen ken ik heel goed.

Niet zelfstandig (wel bijvoeglijk) gebruikt en betreft wel persoon:
Sommige leerlingen ken ik heel goed.

Een voorbeeld van wel zelfstandig gebruikt, maar geen persoon:
Enkele van de tijgers ken ik heel goed.

Slide 33 - Tekstslide

Uitzondering
Telwoorden als tientallen, honderden, (tien)duizenden en miljoenen hebben ALTIJD een -n

Slide 34 - Tekstslide

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
Voor zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden gelden dezelfde regels als bij telwoorden:
  1. Is het zelfstandig gebruikt?
  2. Worden er personen aangeduid?
  3. Is het meervoud?
Ja? --> eindigt op -n (In Madrid kwamen ze een paar bekenden tegen)
Nee? --> eindigt het op e

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Van de ..... Italiaanse gerechten lustte Darrel er slechts ......
A
tientalle/enkele
B
tientalle/enkelen
C
tientallen/enkele
D
tientallen/enkelen

Slide 37 - Quizvraag

.... zijn geroepen, maar .....uitverkoren, zegt de Bijbel.
A
velen/weinigen
B
vele/weinige
C
vele/weinigen
D
velen/weinige

Slide 38 - Quizvraag

Toen het zo sneeuwde, kwamen alleen de ... leerlingen op tijd in de les, maar ... waren echt veel te laat.
A
eerste/sommigen
B
eersten/sommige
C
eerste/sommige
D
eersten/sommige

Slide 39 - Quizvraag

De frikandellen waren .. te hard, maar de ... waren wel eetbaar.
A
alle/meesten
B
alle/meeste
C
allen/meeste
D
allen/meesten

Slide 40 - Quizvraag

Onder de .... waren artiesten, onder wie de leden van de band Kensington.
A
genodigden
B
genodige

Slide 41 - Quizvraag

De hengelaar nam de grote vissen mee en gooide de ... terug.
A
kleinen
B
kleine

Slide 42 - Quizvraag

.... haringen lust Kerwin wel, maar .... vindt hij vies.
A
zoute/zuren
B
zouten/zuren
C
zouten/zure
D
zoute/zure

Slide 43 - Quizvraag

Dit gebouw is slecht toegankelijk voor .....
A
gehandicapte
B
gehandicapten

Slide 44 - Quizvraag

Mevrouw Hooi bekeek alle boeken en zocht de .... eruit.
A
mooiste
B
mooisten

Slide 45 - Quizvraag

Ik weet wanneer ik telwoorden en bijvoeglijk naamwoorden met of zonder een -n schrijf.
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Werk voor de deze les: afmaken werk vorige lessen

Blz. 66 t/m 68, opdracht 1 t/m 5 en 7
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur! 

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
1:00

Slide 47 - Tekstslide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 48 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 49 - Open vraag