mens en activiteit les 2

les 2 mens en activiteit
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

les 2 mens en activiteit

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Aan het eind van de les:​

Weten jullie wat rapporteren is;​
Kunnen jullie minimaal 3 regels benoemen waaraan je je moet houden bij het voeren van een gesprek;​
Kunnen jullie het verschil tussen een sociale en recreatieve activiteit uitleggen


Slide 2 - Tekstslide

Communicatie- en gesprekstechnieken (1/4)
Lezen theorie ‘persoonlijke gesprekken voeren’ blz. 241​


Wat is het verschil tussen open en gesloten vragen?​
Open vragen beginnen meestal met wie, wat, waarom wanneer en hoe, ook krijg je hier meer antwoord op dan alleen ja of nee. ”Waarom ben je gisteren met de fiets naar school gegaan?”​
Gesloten vragen krijgen een kort antwoord, bijvoorbeeld ja of nee. “Vind jij de groene of gele muur mooier?”

Wat is het verschil tussen verbaal en non-verbaal?​
Verbaal is alles met woorden, zoals praten, appen, DM via Insta of een brief schrijven​
Non-verbaal is alles zonder worden, zoals een emoticon versturen, gebarentaal of een duim opsteken







Slide 3 - Tekstslide

Communicatie- en gesprekstechnieken (2/4)

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?​

Objectief is een feit: Zara-Mae heeft vanochtend 1 kiwi gegeten​
Subjectief is een mening: Kiki was de hele ochtend chagrijnig ​

 ​






Slide 4 - Tekstslide

Communicatie- en gesprekstechnieken (1/4)

Wat betekent de term rapporteren?​
Dit doe je bijvoorbeeld tijdens je werk op het kinderdagverblijf​
Zo kunnen je collega’s op het werk lezen hoe de dag is verlopen​
Objectief beschrijven wat je vandaag hebt gezien. Je gebruikt dus nooit subjectieve zinnen in een rapportage.

Slide 5 - Tekstslide

Communicatie- en gesprekstechnieken (3/4)
Op welke regels moet je letten bij het voeren van gesprekken?​

Kijk de ander aan​
Let op de reactie en houding van de ander​
Luister naar de persoon en laat hem uitpraten​
Check of iemand wel wil praten​
Toon oprechte belangstelling​
Praat beschaafd Nederlands​
Sluit een gesprek af, loop niet zomaar weg






Slide 6 - Tekstslide

Bij een gesloten vraag krijg je meestal een ......... antwoord
A
lang
B
kort
C
meerkeuzevraag

Slide 7 - Quizvraag

open vragen beginnen meestal met?
A
wie, wat, waarom wanneer en hoe
B
wie, wat, waarom, het en een
C
wie, wat, waarom, is, en hem

Slide 8 - Quizvraag

non - verbaal is .......

Slide 9 - Open vraag

objectief is een ......
A
een mening
B
een weetje
C
een feit

Slide 10 - Quizvraag

rapportage is een verslag schrijven
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

tijdens een gesprek kan ik rustig met een dialect spreken
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Soorten Activiteiten (1/2)
Lezen theorie ‘activiteiten begeleiden’ blz. 229​ / Lezen theorie ‘dagbesteding’ blz. 233​

Wat is het doel van een sociale activiteit?​
Mensen ontmoeten en leren van elkaar. Het sociale contact wordt bevorderd.​
Wat is het doel van een recreatieve activiteit?​
Ontspanning. Mensen doen dit voor hun plezier zoals wandelen.​
Wat is het doel van een sportieve activiteit?​
Langer gezond blijven en je fit voelen.​
Wat is het doel van een educatieve activiteit?​
Een activiteit waar je iets van kan leren.









Slide 13 - Tekstslide

Soorten Activiteiten (2/2)​
Wat houdt arbeidsmatig werk in?​

Dit is voor mensen met een beperking. Ze kunnen eenvoudige werkzaamheden uitvoeren die bij een beroep en een werkveld horen, maar hebben wel persoonlijke begeleiding nodig. Denk bijvoorbeeld aan werken op een kinderboerderij of kaarsen maken.​
Wat houdt belevingsgerichte dagbesteding in?​
Voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking. Deze dagbesteding is gericht op de zintuigelijke beleving: snoezelen. 


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

sociale activiteit
recreatieve activiteit
sporttieve activiteit
educatieve activiteit
Mensen ontmoeten en leren van elkaar
voor ontspanning
langer gezond blijven
activiteit waarvan je iets kunt leren

Slide 16 - Sleepvraag

Opdracht
  1. Open een leeg PowerPoint bestand​
  2. Maak een passende voorkant over het onderwerp ‘soorten activiteiten’​
  3. Maak een inhoudsopgave​
  4. Leg per dia 1 activiteit uit. In totaal zijn er 6 soorten activiteiten: sociale activiteiten, recreactieve activiteiten, sportieve activiteiten, educatieve activiteiten, arbeidsmatig werk en belevingsgerichte dagbesteding.​
  5. Leg de 6 verschillende soorten activiteiten uit aan de hand van tekst en afbeeldingen​
  6. Zorg voor een mooie opmaak en maak gebruik van ontwerpen, overgangen en animaties




Slide 17 - Tekstslide