Werkwoordspelling
1 / 12
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Noem drie voorbeelden van onregelmatige werkwoorden
Slide 4 - Open vraag
Wat is er bijzonder aan de werkwoorden zijn, worden, willen, zullen en kunnen?
A
Ze blijven altijd gelijk
B
Ze veranderen niet alleen van klinker, maar ze veranderen helemaal
C
Ze hebben geen verleden tijd
D
Het zijn zowel sterke als zwakke werkwoorden
Slide 5 - Quizvraag
Sterke werkwoorden zijn regelmatige werkwoorden
Zwakke werkwoorden zijn onregelmatige werkwoorden.
Zwakke werkwoorden zijn onregelmatige werkwoorden.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Is 'zijn' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord
Slide 7 - Quizvraag
Sterke werkwoorden zijn
werkwoorden die.....
werkwoorden die.....
A
van klank veranderen
(bijv. lopen - liepen)
B
niet van klank veranderen (bijv. bellen - belden )
Slide 8 - Quizvraag
Het werkwoord 'hebben' is een..... werkwoord
A
sterk
B
zwak
C
bijzonder
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord?
Slide 10 - Open vraag
Ik snap het verschil tussen sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden
😒🙁😐🙂😃
