Nederlands blok 3 grammatica vmbo-bk

Grammatica
Blok 3
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Blok 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je de persoonsvorm vinden in een zin met meer dan één werkwoord;
  • Aan het einde van de les kun je het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen;
  • Aan het einde van de les kun je de zelfstandige naamwoorden in een zin benoemen;  
  • Aan het einde van de les kun je de lidwoorden in een zin benoemen.  

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?

Hij sloeg de spijker op de kop.

A
hij
B
kop
C
spijker
D
sloeg

Slide 3 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? 
-Vraagzin maken 
-Tijdsproef gebruiken 
Geef een voorbeeld van het voltooid deelwoord en het hele werkwoord

Slide 4 - Woordweb

Het voltooid deelwoord = een hulpwerkwoord (zijn, hebben en worden) + het voltooid deelwoord. 

Het voltooid deelwoord begint vaak met ge, maar kan ook beginnen met be, ver, ont, of her. 

Het hele werkwoord =  werkwoord in de tegenwoordige tijd in het meervoud.
Werkwoordelijk gezegde 
Een zin is een verzameling van woorden. De werkwoorden in een zin vertellen wat er gebeurt of wat iemand doet. We noemen alle werkwoorden samen het werkwoordelijk gezegde (wwg)

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden: de persoonsvorm + soms het voltooid deelwoord + soms het hele werkwoord. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordelijk gezegde
De tamme grasparkiet vliegt door de kamer. --> wwg: vliegt

De tamme grasparkiet kan uren door de kamer vliegen. --> wwg: kan vliegen 

De tamme grasparkiet wil het liefst vrij kunnen vliegen. --> wwg: wil kunnen vliegen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Evelien was gisteren te laat op school gekomen.
A
was gekomen
B
Evelien was gekomen
C
te laat gekomen
D
was te laat

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Daarom is ze vanmorgen maar wat vroeger van huis vertrokken.
A
is vroeger vertrokken
B
ze is vertrokken
C
is van huis vertrokken
D
is vertrokken

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandige naamwoorden 
Woorden voor mensen, dieren en dingen noem je zelfstandige naamwoorden. Voor een zelfstandig naamwoord kun je altijd de, het of een zetten. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandige naamwoorden 
Een zelfstandig naamwoord kan enkelvoud, meervoud, verkleinwoord enkelvoud of een verkleinwoord meervoud zijn. 

Ook namen zijn zelfstandige naamwoorden! 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden
De, het en een.

De kat.
Het bos.
Een vakantie.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering!
'Het' is alleen een lidwoord als het voor een zelfstandig naamwoord staat!

'Het is hier heel erg regenachtig.'
GEEN LIDWOORD!
'Het weer is heel erg regenachtig.'
WEL EEN LIDWOORD!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordsoortenspel
Doel: lidwoord en zelfstandig naamwoorden kunnen benoemen
Nodig: blaadje en pen
-Een leerling kiest een thema, bijvoorbeeld speeltuin;
-Je probeert in 1 minuut zoveel mogelijk woorden (lidwoord + zelfstandig naamwoord) op te schrijven;
-Antwoorden bespreken, elk goed antwoord = 1 punt.
Wie heeft de meeste punten??

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag: 
Grammatica, blok 3.
Basis: 11, 12, 13, 14 (blz. 103 t/m 105)
Kader: 11, 12, 13, (14) (blz. 119 t/m 121)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies