M4 Brief

Ik ben begonnen met leren
A
ja
B
nee
C
alleen in de les
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Ik ben begonnen met leren
A
ja
B
nee
C
alleen in de les

Slide 1 - Quizvraag

Vertaal: geachte meneer,

Slide 2 - Open vraag

na de groet aan het eind van een brief komt een komma
A
Ja
B
Nee
C
Mag, moet niet

Slide 3 - Quizvraag

Na de aanhef van mijn brief (begin inhoud) begin ik met..
A
een hoofdletter
B
een kleine letter
C
mijn naam
D
het adres

Slide 4 - Quizvraag

Im Kreisverkehr fährst du nach rechts.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal: Ik solliciteer naar een baan als restaurantmanager.

Slide 6 - Open vraag

Formele brief: eerst komt de handtekening en dan je naam
A
handtekening hoeft niet
B
Nee, andersom
C
Ja, naast elkaar
D
Ja, met witregel

Slide 7 - Quizvraag

Betreft = Betreff
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Betreff is het onderwerp en die moet bij een informele brief aanwezig zijn
A
Ja
B
Dat hoef je nooit te gebruiken
C
Nee, bij een formele

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf een informele aanhef naar Martin:

Slide 10 - Open vraag

..en dan moet je de straat oversteken = und dann musst du die Straße überstecken
A
musst is fout
B
überstecken is fout
C
dann is fout
D
goed

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel hoofdletters?
"in der zeitung habe ich ihre anzeige gelesen."

Slide 12 - Open vraag

vertaal: "Mijn karaktereigenschap is dat ik behulpzaam ben."

Slide 13 - Open vraag

Na de afsluitende groet en de witregel bij een informele brief zet ik:
A
Deine Martin
B
Martin
C
handtekening + Martin
D
Dein Martin

Slide 14 - Quizvraag

Welke datum klopt?

Zwijndrecht
A
, den 23. Oktober 2023
B
, den 23. 10. 2023
C
, den 23. 10. 2023.
D
, den 23 Oktober. 2023

Slide 15 - Quizvraag

Vertaal: Ik zit op de mavo in klas 4.

Slide 16 - Open vraag

Mijn zus heeft bruin haar en draagt een bril.

Slide 17 - Open vraag

Vraag of hij/zij wil afspreken

Slide 18 - Open vraag

Ik zie/kijk ernaar uit.
A
Ich sehe aus.
B
Ich freut mei darauf.
C
Ich freue mich darauf.
D
Ich schaue es mir an.

Slide 19 - Quizvraag

Noem alle karaktereigenschappen die je kent (minimaal 3).

Slide 20 - Open vraag

Vertaal: ten eerste ga je naar rechts

Slide 21 - Open vraag

abbiegen = afbuigen
afbuigen = afslaan (bocht om gaan)
(bijv. nach Links abbiegen)
A
beiden fout
B
beiden goed
C
1 goed , 2 fout
D
2 fout, 1 goed

Slide 22 - Quizvraag

T-splitsing
A
T-Kreuzung
B
T-splitzung
C
T-kruisung

Slide 23 - Quizvraag