herhaling h1 en h2 lezen

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leesstrategieën

Slide 2 - Woordweb

Wat zijn de 4 leesstrategieën?
A
verkennend - begrijpend - zoekend - lerend
B
verkennend - nauwkeurig - begrijpend - studerend
C
verkennend - nauwkeurig - zoekend - studerend
D
verkennend - nauwkeurig - zoekend - amuserend

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een tekstverband?
Wat is een tekstverband?

Slide 4 - Open vraag

Noem drie tekstverbanden en noem bij elk tekstverband een signaalwoord.

Slide 5 - Open vraag


Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een tekstvorm?
A
wat de schrijver wil bereiken met de tekst
B
de tekst zoals je die voor je ziet
C
wat de lezer wil bereiken met het lezen
D
een groep teksten met hetzelfde tekstdoel

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de tekstvorm?
A
Nieuwsbericht
B
Stripverhaal
C
Reclametekst
D
Recept

Slide 8 - Quizvraag

Elke tekst heeft een hoofdgedachte. Wat is een hoofdgedachte?

Slide 9 - Open vraag

De hoofdgedachte van een informatieve tekst bestaat altijd uit feitelijke informatie.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een letterlijk interviewverslag en een samenvattend interviewverslag?

Slide 11 - Open vraag

Functies van de inleiding

Slide 12 - Woordweb

Functies van het slot

Slide 13 - Woordweb

Betogende tekst
In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. Hij doet dat door zijn mening met argumenten te ondersteunen.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een argument?
Als iemand zijn mening wil verdedigen, legt hij uit waarom hij iets vindt. 
Dit noem je een argument.

Veel gebruikte signaalwoorden bij argumenten zijn: 
want
omdat
daarom
namelijk

Slide 15 - Tekstslide

De tekstopbouw van betogende teksten: driedeling
Inleiding
De schrijver noemt het onderwerp en geeft daarover zijn mening.
Kern
De schrijver geeft geloofwaardige argumenten voor zijn mening.
Slot
De schrijver trekt een conclusie of een samenvatting

Slide 16 - Tekstslide

3.2 Lezen
Opdracht 4 --> blz. 105
timer
12:00

Slide 17 - Tekstslide