7.3 hoe komt de overheid aan geld (deel 2)

7.3 hoe komt de overheid aan geld?
Hoofdstuk 7
Wie heeft het voor het zeggen?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.3 hoe komt de overheid aan geld?
Hoofdstuk 7
Wie heeft het voor het zeggen?

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Bespreken Huiswerk
    - § 7.2    opgave 9 + 10
    - § 7.3    opgave 1 t/m 5

  • Uitleg § 7.3 deel 2 
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting + Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

§7.2
Opgave 9

A)  3 × 8 maanden = 24 maanden = 2 jaar.
  De AOW-leeftijd wordt dan 67 + 2 jaar = 69 jaar.
 





B) Nadeel verhogen AOW-premies:
  - Werkenden houden dan een lager netto inkomen over. Zij kunnen dan minder geld uitgeven. Dat is slecht voor hen en voor de economie.
  

Nadeel verlagen AOW-uitkering:
  - Als je alleen van een AOW-uitkering moet rondkomen, is dat nu al lastig. Met nog minder komen deze ouderen in geldproblemen.

Slide 3 - Tekstslide

§7.2
Opgave 10



A)Met parttime werk verdien je vaak minder dan het sociaal minimum. Je hebt dan als aanvulling recht op (gedeeltelijke) bijstand.

 B) De samenleving bespaart op uitkeringslasten als de overheid minder geld kwijt is aan uitkeringen. Daardoor kunnen de premies en belastingen voor werknemers omlaag.

Slide 4 - Tekstslide

§ 7.3
Opgave 1



Voorbeeld antwoorden:

- Ja, want ik heb iets gekocht. In de prijs zat btw verwerkt.
- Ja, ik heb een baantje en op mijn loon wordt een beetje belasting ingehouden.
- Nee, ik heb niets gekocht en geen loon verdiend.


Slide 5 - Tekstslide

§ 7.3 
Opgave 2

Noteer bij elk van de volgende uitspraken over welke belasting die gaat.

a vennootschapsbelasting
b inkomstenbelasting
c btw
d loonbelasting


Slide 6 - Tekstslide

§ 7.3
Opgave 3




a) De aardgasbaten zijn een voorbeeld van niet-belastingontvangsten.
b)De aardgasbaten bedroegen in 60 jaar € 417 miljard.
c) De aardgasbaten zullen na 2022 dalen.


Slide 7 - Tekstslide

a) € 0,30 + € 0,53 + € 0,18 + € 0,49 = € 1,5

b) € 0,18 ÷ € 1,50 × 100% = 12%

c) € 0,30 (btw) + € 0,53 (accijns) = € 0,83

d) € 0,83 ÷ € 1,50 × 100% = 55,3%

e) Nee, de btw en de accijns zit in de prijs die je aan de pomphouder betaalt. Die draagt de btw vervolgens af aan de overheid.

§ 7.3
Opgave 4

Slide 8 - Tekstslide

§ 7.3
Opgave 5

Slide 9 - Tekstslide

§ 7.3 Hoe komt de overheid aan geld
Je leert in deze les:

  • dat sommige belastingen gebaseerd zijn op het draagkrachtbeginsel

  • dat andere belastingen gebaseerd zijn op het profijtbeginsel

Slide 10 - Tekstslide

§ 7.3 Hoe komt de overheid aan geld
Draagkrachtbeginsel


Hoe lager de inkomen -> hoe minder belasting je betaalt. (je betaalt een lagere percentage van je inkomen)

Hoe hoger de inkomen -> hoe meer draagkracht -> hoe meer je moet afstaan aan de belastingdienst
 
Verschil netto-inkomens worden kleiner.




Draagkrachtbeginsel
Het rekening houden met de hoogte van jouw inkomen bij loon- en inkomstenbelasting

Slide 11 - Tekstslide

§ 7.3 Hoe komt de overheid aan geld
Betalen voor gebruik



Profijtbeginsel
Je betaalt belasting voor het gebruik van goederen of diensten die de overheid levert.

Denk bijvoorbeeld aan:
Het in bezit hebben van een auto.

De overheid laat autobezitters veel belasting betalen:
want:
  • Er worden dure wegen, viaducten en andere verkeersvoorzieningen aangelegd.
  • Autorijden is schadelijk voor het milieu


Profijt hebben :
 Ergens voordeel van hebben

Slide 12 - Tekstslide

Als je een auto hebt betaal je op verschillende manieren belasting:

  • Bij aankoop van een nieuwe auto   zit bpm verwerkt (belasting op personenauto's
  • Je betaalt Motorrijtuigenbelasting (wegenbelasting) : omdat je met een auto gebruik maakt van de wegen. ( ook als je niet rijdt maar wel in bezit bent van een auto betaal je dit)
  • Bij het tanken betaal je accijns & btw.




§ 7.3 Hoe komt de overheid aan geld
Betalen voor gebruik


Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk

Ga aan de slag met opdracht 6 t/m 10

  • Werk in stilte!
  • Fluisteren mag!
timer
0:00

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk

§ 7.3 Opdracht 6 t/m 10

Slide 15 - Tekstslide