Taal verwerking

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Taal verwerking

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
De meester geeft aan hem een nieuw potlood.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Ik heb aan haar mijn pot lijm beloofd.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Heb jij aan mij die scherpe schaar gegeven?

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Mijn plakband heb ik aan jou uitgeleend.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Hij vroeg gekleurd papier aan hem.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
De juf geeft ons knutselles!

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Jij hebt Ramon het slechte nieuws niet verteld.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Hij vroeg gekleurd papier aan hem.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Jij hebt Ramon het slechte nieuws niet verteld.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
De meester heeft hem een slecht cijfer gegeven.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Sterre heeft het de hele klas al verteld.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Niek heeft Ismay een briefje hierover geschreven.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
De meester geeft ons de dictees morgen pas terug.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Ik ga het hem niet vertellen. Jij?

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Sterre heeft het de hele klas al verteld.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Niek heeft Ismay een briefje hierover geschreven.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
De meester geeft ons de dictees morgen pas terug.

Schrijf het meewerkend voorwerp op.
Ik ga het hem niet vertellen. Jij?

Maak een zin met het gezegde en het onderwerp. Voeg zelf een meewerkend voorwerp toe.
Gezegde: leent
Onderwerp: de Engelse juf

Maak een zin met het gezegde en het onderwerp. Voeg zelf een meewerkend voorwerp toe.
Gezegde: heeft gegeven
Onderwerp: de lezer

Maak een zin met het gezegde en het onderwerp. Voeg zelf een meewerkend voorwerp toe.
Gezegde: schrijft
Onderwerp: de gevangene