- hulpwerkwoord (hww)-> hebben, zijn, worden, zullen ->
heb gelopen,
ben geweest,
wordt gedaan
- voltooid deelwoord (vdw)-> heb gelopen, is bedorven, wordt vervolgd -> meestal alle woorden met 'ge' maar kan ook 'be' of 'ver'
- vraagwoord (vrw)-> wie, wat, waar, wanneer, waarom, welke, hoe
- telwoord (tw)-> een, twee, drie, vier, vijf etc.
- rangtelwoord (rtw)-> eerste, tweede, derde, laatste, hoeveelste
- voegwoord (vw)-> maken twee zinnen aan elkaar: -> 'en', 'maar, 'want', 'omdat', 'doordat', 'of' , 'dus'
- voorzetsel (vz)-> op, in, onder, boven, uit, naast etc. (op de kooi, in de kooi, onder de kooi, etc)