EC1_Producteproces bedrijven & sectoren

EC1_Producteproces bedrijven & sectoren

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo b, tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

EC1_Producteproces bedrijven & sectoren

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat produceren is en wat het verschil tussen formele en informele sector. 
  • Je weet wat een bedrijfskolom is
  • Je weet hoe bedrijven zorgen voor toegevoegde waarde
  • Je kent de 4 productiefactoren die bij produceren horen 
  • Je weet wat het verschil tussen kapitaal en arbeidsintensief produceren is 
  • Je kent vier productiesectoren en kunt hier voorbeelden bij noemen. 

Slide 2 - Tekstslide

Formeel of informeel
  • Je hebt productie in informele zin wanneer je onbetaald werk doet en buiten een bedrijf om iets doet of produceert.
  • Voorbeelden hiervan is  huishoudwerk, hout kloven voor de houtkachel of in je eigen groente tuintje werken.
  • Je doet aan formele productie, wanneer je voor een organisatie werkt en voor een organisatie iets produceert of een dienst uitvoert. Dit bedrijf staat geregistreerd.  

Slide 3 - Tekstslide

Wat zie je hier?
A
Productie in enge zin
B
Productie in ruime zin
C
productie in informele zin
D
Productie in formele zin

Slide 4 - Quizvraag

Wat zie je hier?
A
Productie in enge zin
B
productie in ruime zin
C
productie in informele zin
D
productie in formele zin

Slide 5 - Quizvraag

Om een product te maken in een fabriek heeft een fabriek 4 dingen nodig. Welke 4 dingen zijn dat?

  • Kapitaal: Geld en machines die je lange tijd gebruikt
  • Natuur: Grondstoffen waarvan het product gemaakt word (hout, plastic, taal)
  • Arbeid: Mensen die werken in de fabriek
  • Ondernemerschap: Een eigenaar de fabriek leidt en natuurlijk mag genieten van de winst die de fabriek maakt.
  • Dit zijn dus de vier productiefactoren


Slide 6 - Tekstslide

Bedrijfskolom
  • De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven die werken aan een product

  • Toegevoegde waarde:
  • De waarde verhoging van een product die ontstaat door het product te bewerken. 
  • Door arbeid, tijd en energie in het product te steken, wordt het product meer waard.



Slide 7 - Tekstslide

Kapitaal of arbeidsintensief
  • Wanneer zou een bedrijf kapitaalintensief of arbeidsintensief produceren?
  • Wanneer een bedrijf veel machines heeft dus veel geld in machines stopt en zij het meeste werk doen in het bedrijf is het bedrijf kapitaal intensief
  • Wanneer een bedrijf veel mensen heeft die het werk in het bedrijf doen, zoals op school zo is, noemen we dit een arbeidsintensieve productie.

Slide 8 - Tekstslide

Productiesectoren
Groepen van beroepen/soorten productie die bij elkaar horen: 

  1. primaire sector = landbouw
  2. secundaire sector = Industrie
  3. Tertiaire sector = Diensten
  4. Quartaire sector=Diensten

Slide 9 - Tekstslide

Er zijn 4 productiesectoren:
  1. Primaire sector: de bedrijven die grondstoffen en voedsel produceren
  2. Secundaire sector: de bedrijven die grondstoffen en voedsel verwerken tot eindproduct
  3. Tertiaire sector:  de bedrijven die diensten verlenen met het doel winst te maken.
  4. Quartaire sector: de bedrijven en instellingen die diensten verlenen zonder het doel winst te maken

Slide 10 - Tekstslide

Productiesectoren

1. Primaire sector

2. Secundaire sector

3. Tertiaire sector

4. Quartaire sector
Quartaire dienstverlening:
Niet-commerciële dienstverlening
Tertiaire sector:
commerciële dienstverlening
Secundaire sector:
De industrie, de bouw en ambachtelijke bedrijven
Verwerken grondstoffen tot producten
Primaire sector:
Landbouw, visserij en de winning van delfstoffen

Slide 11 - Tekstslide


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 12 - Quizvraag


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 13 - Quizvraag

Primaire sector
Secundaire sector
Quartaire  sector

Slide 14 - Sleepvraag

In welke sector zijn de lonen gemiddeld het hoogst?
A
Informele sector
B
Primaire sector
C
Secundaire sector
D
Tertiaire sector

Slide 15 - Quizvraag

De verdeling van de sectoren in NL

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video