Paragraaf 5.2 - Gemiddelde snelheid

Goedemorgen M2d
Veranderen van fasen
Goedemorgen M2d

Ga rustig zitten volgens de plattegrond

Pak voor je:
- boek
- pen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen M2d
Veranderen van fasen
Goedemorgen M2d

Ga rustig zitten volgens de plattegrond

Pak voor je:
- boek
- pen

Slide 1 - Tekstslide

5.2 Gemiddelde snelheid

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen van paragraaf 5.2
1. Je kunt de gemiddelde snelheid van een voorwerp berekenen.
2. Je kunt snelheid in m/s omrekenen naar km/h.
3. Je kunt de afstand berekenen die een voorwerp in een bepaalde tijd aflegt.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Grootheden en eenheden
In de natuurkunde en scheikunde hebben we het vaak over grootheden en eenheden. Hieronder staat een lijstje welke grootheden en eenheden we in deze paragraaf gebruiken:

Grootheid
Eenheid 1
Eenheid 2
Afstand
meter (m)
kilometer (km)
Tijd
seconden (s)
uur (h)
Snelheid
meter per seconde (m/s)
kilometer per uur (km/h)

Slide 5 - Tekstslide

Met welke eenheid kun je afstand aanduiden? (meer antwoorden zijn goed)
A
Kilometer
B
Lengte
C
Afstand
D
Meter

Slide 6 - Quizvraag

Met welke eenheid kun je tijd aanduiden? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Seconden
B
Uren
C
Minuten
D
Klok

Slide 7 - Quizvraag

De formule voor gemiddelde snelheid



In deze les gebruiken we voor afstand de eenheden meter en kilometer, voor tijd gebruiken we de eenheden seconden en uren
Vgem=ts

Slide 8 - Tekstslide

Een rekenvoorbeeld
Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?

Slide 9 - Tekstslide

Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F |      vgem= s / t

Slide 10 - Tekstslide

Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F |      vgem= s / t
O | -

Slide 11 - Tekstslide

Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F |      vgem= s / t
O | -
B | vgem= 200 / 4

Slide 12 - Tekstslide

Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F |      vgem= s / t
O |     -
B |     vgem= 200 / 4
A+E| vgem= 50 km/h

Slide 13 - Tekstslide

Een atleet loopt 500 meter in 50 seconden.
Wat is zijn gemiddelde snelheid?
A
10 m/s
B
0,1 m/s
C
2500 m/s
D
25 m/s

Slide 14 - Quizvraag

Van m/s naar km/h
Waarschijnlijk zegt de snelheid in meters per seconden je niet zo veel. Om snelheid uit te drukken gebruiken we vaak kilometer per uur.


Slide 15 - Tekstslide

Snelheid omrekenen

Slide 16 - Tekstslide

Waarom 3,6?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Snelheid omrekenen

Slide 26 - Tekstslide

Sietse fietst met een snelheid van 5,5 m/s.
Hoeveel km/h is dat?
A
19,8
B
5,5
C
1,53
D
55

Slide 27 - Quizvraag

Ik fiets met 15 km/h naar school, daar doe ik een uur over. Hoeveel km moet ik fietsen?
A
5 km
B
15 km
C
30 km
D
1,5 km

Slide 28 - Quizvraag

Aan de slag
Wat: lees paragraaf 5.2 en maak de opdrachten 

Huiswerk: opgave 1 tm 11 van paragraaf 5.2 
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 29 - Tekstslide

Volgende les de laatste les voor de toets. Wat wil je graag doen tijdens die les?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Snelheid is een ...
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 32 - Quizvraag


Wat is snelheid?
A
De afstand die je aflegt in een uur
B
De afstand die je aflegt in een bepaalde tijd
C
De tijd die je nodig hebt om een kilometer af te leggen
D
De tijd die je nodig hebt om een meter af te leggen

Slide 33 - Quizvraag

Seconden is een ... ?
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 34 - Quizvraag

Hoe veel seconden gaan er in een minuut?
A
30
B
45
C
1800
D
60

Slide 35 - Quizvraag

Hoe veel seconden gaan er in een uur?
A
6000
B
3600
C
36000
D
100

Slide 36 - Quizvraag

Wie is sneller:
Piet loopt de 100m in 15 seconden.
Henk loopt de 100m in 20 seconden.

A
Piet
B
Henk
C
even snel

Slide 37 - Quizvraag

Hoe reken je van uur naar seconde?
A
delen door 120
B
vermenigvuldigen met 120
C
delen door 3600
D
vermenigvuldigen met 3600

Slide 38 - Quizvraag