Weer & klimaat

Klimaat

1 / 63
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 63 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Klimaat

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Binnenkomst + absentie (5 min)
Wat weten jullie nog over....? (10 minuten)
Klassikale check theorie 'weer en klimaat', deel 1 (10 min)
Oefenen (10 min)
Aan het werk: examenopdrachten (20 min)
Afsluiting (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je...
uitleggen wat er bedoelt wordt met 'het weer' aan de hand van de drie weerelementen. Je kunt:
1. de 3 weerelementen te kunnen noemen
2. de 3 weerelementen uit te kunnen leggen
3. de 3 weerelementen toe te kunnen passen

Slide 3 - Tekstslide

Weer = de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats.

Slide 4 - Tekstslide

Weerelementen
Bespreek in de groep en noteer op het vel papier:

Alles wat jullie weten over 'Weerelementen'

Dus: noem ze + leg uit hoe ze werken!

Let op: hierna gaan we in 10 minuten bespreken wat jullie nog weten en daarna gaan we oefenen!
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Welk weerelement ontbreekt in het weerbericht van Assen?

Slide 6 - Open vraag

Hoe heten de lijnen op deze kaart?
A
Thermobaren
B
Isobaren
C
Mesobaren
D
Evenaren

Slide 7 - Quizvraag

In welk land waait het het hardst?
A
Spanje
B
Rusland
C
Nederland
D
Griekenland (zuid-oost Europa)

Slide 8 - Quizvraag

Uit welke richting waait de wind in Nederland?
A
Noord-Oosten
B
Zuid-Westen
C
Noord-Westen
D
Deze kaart gaat over luchtdruk en niet over wind

Slide 9 - Quizvraag

Plaats de juiste omschrijving op de juiste plek
Zonnig
Weinig wind
Veel wind
Bewolkt / neerslag

Slide 10 - Sleepvraag

Schrijf je antwoord op je wisbordje!

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf je antwoord op je wisbordje!

Slide 12 - Tekstslide

a) Welk type regen komt in Nederland het vaakst voor en welke type regen komt bijna niet voor?

b) Leg de derde (niet in het antwoord voorkomende) neerslag uit!
A
Vaak: stuwingsregen Bijna niet: frontale regen
B
Vaak: stijgingsregen Bijna niet: stuwingsregen
C
Vaak: frontale regen Bijna niet: stijgingsregen
D
Vaak: frontale regen Bijna niet: stuwingsregen

Slide 13 - Quizvraag

Welk type regen zie je op de afbeelding hiernaast?
A
Frontale regen
B
Stuwingsregen
C
Stijgingsregen

Slide 14 - Quizvraag

Voor dinsdag wordt er regen en onweer voorspelt in Nederland. Welke type regen gaat er vallen?
A
Frontale regen
B
Stuwingsregen
C
Stijgingsregen

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je...
uitleggen wat er bedoelt wordt met 'het weer' aan de hand van de drie weerelementen door
1. de 3 weerelementen te kunnen noemen
2. de 3 weerelementen uit te kunnen leggen
3. de 3 weerelementen toe te kunnen passen

Slide 16 - Tekstslide

Aan het werk

Wat: 
- Maken examenvragen weer en klimaat 2015, tijdvak 1

Hoe: alleen en zonder te praten
Hulp: geen

Tijd: 20 minuten

Klaar: 
- Welke vragen heb je nog? Noteer deze op je wisbordje.
Alternatief


Wat:
- Bespreken examenvragen proefexamen

Hoe:
1. Bekijk de vragen van je proefexamen
- Welke vragen waren makkelijk?
- Bij welke vragen heb je een 'domme' fout gemaakt?
- Welke vragen waren echt moeilijk?
2. Geef de vragen door die je echt besproken wilt hebben.
3. Let goed op de tips over hoe je een vraag moet aanpakken/ waar je op moet letten.

Tijd: 20 minuten

Klaar: maak de examenvragen weer en klimaat 2015, tijdvak 1
timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Afronding
Vragen?
Hoe heb je meegedaan?

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je...
uitleggen wat er bedoelt wordt met 'het weer' aan de hand van de drie weerelementen door
1. de 3 weerelementen te kunnen noemen
2. de 3 weerelementen uit te kunnen leggen
3. de 3 weerelementen toe te kunnen passen

Slide 19 - Tekstslide

Op je wisbordje:
Waar heb je nog vragen over?

Slide 20 - Open vraag

Hoe heb ik deze les meegedaan?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 21 - Poll

Klimaat

Slide 22 - Tekstslide

Programma
Binnenkomst + absentie (5 min)
Nakijken examenvragen vorige les (15 min)
Wat weten jullie nog over....? (10 minuten)
Klassikale check theorie 'weer en klimaat', deel 2 (10 min)
Oefenen (10 min)
Aan het werk: examenopdrachten (5 min)
Afsluiting (5 min)

Slide 23 - Tekstslide

Nakijken

Wat: 
- Examenvragen weer en klimaat 2015, tv1

Hoe: met het correctiemodel op het bord
Noteer op je wisbordje:
- Vragen die je niet fout had hoeven doen
- Vragen die makkelijk zijn
- Vragen die je heel moeilijk vind

Tijd: 10 minuten

Klaar: 
- De hele moeilijke vragen bespreken we klassikaal
timer
10:00
timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je...
uitleggen wat er bedoelt wordt met 'het klimaat' aan de hand van de 5 klimaatfactoren door
1. de 5 klimaatfactoren te kunnen noemen
2. de 5 klimaatfactoren uit te kunnen leggen
3. de 5 klimaatfactoren toe te kunnen passen

Slide 25 - Tekstslide

Klimaat = Het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar. 

Slide 26 - Tekstslide

Klimaatfactoren
Bespreek in de groep en noteer op het vel papier:

Alles wat jullie weten over 'klimaatfactoren'

Dus: noem ze + leg uit hoe ze werken!

Let op: hierna gaan we in 10 minuten bespreken wat jullie nog weten en daarna gaan we oefenen!
timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

Weten we het nog?
Schrijf de antwoorden per vraag op je wisbordje:
1. Plaatsen die dicht bij de Evenaar liggen, liggen op hoge breedte / lage breedte.
2. Plaatsen die op lage breedte liggen zijn warmer/ kouder dan plaatsen op hoge breedte.

3. Elke .... meter die je omhoog gaat wordt het .... graden kouder.
4. Stel op 0 meter is het 24 graden. Wat is dan de temperatuur op 3000 meter?
5. Stel op 0 meter is het 30 graden. Wat is dan de temperatuur op 2500 meter?
6. Stel op 1000 meter is het 20 graden. Wat is dan temperatuur op 4000 meter?

7. In de stad / platteland is het vaak iets warmer?
8. Daarom regent het in de stad iets meer/ iets minder dan op het platteland.

Slide 28 - Tekstslide

Stelling 1: Wind van zee brengt neerslag mee.
Stelling 2: De temperatuur van de zee loopt altijd een seizoen voor op het land.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Stelling 1 is juist
C
Stelling 2 is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Schaatsen op natuurijs kan in Nederland alleen na een langere periode van extreme kou. Bij welk weertype is de kans op natuurijs het grootst?
A
Hogedrukgebied + wind uit het Westen
B
Hogedrukgebied + wind uit het Oosten
C
Lagedrukgebied + wind uit het Westen
D
Lagedrukgebied + wind uit het Oosten

Slide 30 - Quizvraag

Welke temperatuurfactor is dit?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
klimaatscheiding
D
gesteldheid aardoppervlak

Slide 31 - Quizvraag

Vergelijk de twee kaartjes.
Geef een verklaring voor het verschil in neerslag tussen Santa Rosa (veel neerslag) en Reno (bijna geen neerslag).
Schrijf je antwoord op je wisbordje.

Slide 32 - Tekstslide


Welk klimaat is dit?
A
Savanneklimaat
B
Woestijnklimaat
C
Gematigd Zeeklimaat
D
Landklimaat

Slide 33 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen op je wisbordje
1. De waterbalans in Nederland is positief / negatief.
2. Dat betekent dat er in Nederland meer / minder neerslag valt dan dat er verdampt.
3. Als er te veel water valt dan halen wij dit uit de grond. Dit heet draineren / irrigeren.
4. Als er te weinig water valt dan vullen we dit aan. Dit heeft draineren / irrigeren.

5. De waterbalans in een groot deel van Spanje is positief / negatief.
6. Het noorden / zuiden van Spanje heeft een positieve waterbalans.
7. In droge delen van Spanje vindt intensieve / extensieve landbouw plaats.

Slide 34 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je...
uitleggen wat er bedoelt wordt met 'het klimaat' aan de hand van de 5 klimaatfactoren door
1. de 5 klimaatfactoren te kunnen noemen
2. de 5 klimaatfactoren uit te kunnen leggen
3. de 5 klimaatfactoren toe te kunnen passen

Slide 35 - Tekstslide

Aan het werk

Wat: 
- Maken examenvragen weer en klimaat 2015, tijdvak 2

Hoe: alleen en zonder te praten
Hulp: geen

Tijd: 20 minuten

Klaar: 
- Welke vragen heb je nog? Noteer deze op je wisbordje.
Alternatief


Wat:
- Bespreken examenvragen proefexamen

Hoe:
1. Bekijk de vragen van je proefexamen
- Welke vragen waren makkelijk?
- Bij welke vragen heb je een 'domme' fout gemaakt?
- Welke vragen waren echt moeilijk?
2. Geef de vragen door die je echt besproken wilt hebben.
3. Let goed op de tips over hoe je een vraag moet aanpakken/ waar je op moet letten.

Tijd: 20 minuten

Klaar: maak de examenvragen weer en klimaat 2015, tijdvak 2
timer
20:00

Slide 36 - Tekstslide

Afronding
Vragen?
Hoe heb je meegedaan?

Slide 37 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je...
uitleggen wat er bedoelt wordt met 'het klimaat' aan de hand van de 5 klimaatfactoren door
1. de 5 klimaatfactoren te kunnen noemen
2. de 5 klimaatfactoren uit te kunnen leggen
3. de 5 klimaatfactoren toe te kunnen passen

Slide 38 - Tekstslide

Op je wisbordje:
Waar heb je nog vragen over?

Slide 39 - Open vraag

Hoe heb ik deze les meegedaan?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 40 - Poll

Huiswerk
Neem een velletje papier.
Noteer hierop alle klimaten die je kent +
De kenmerken van deze klimaten + 
Geef aan waar deze klimaten voorkomen (Ne, Sp, VS) en ben daarin zo precies mogelijk!
Lever dit de volgende les in!

Slide 41 - Tekstslide

Klimaat

Slide 42 - Tekstslide

Programma
Binnenkomst + absentie (5 min)
Nakijken examenvragen vorige les (15 min)
Wat weten jullie nog over....? (10 minuten)
Klassikale check theorie 'weer en klimaat', deel 3 (10 min)
Oefenen (10 min)
Afsluiting (10 min)

Slide 43 - Tekstslide

Nakijken

Wat: 
- Examenvragen weer en klimaat 2015, tv2

Hoe: met het correctiemodel op het bord
Noteer op je wisbordje:
- Vragen die je niet fout had hoeven doen
- Vragen die makkelijk zijn
- Vragen die je heel moeilijk vind

Tijd: 10 minuten

Klaar: 
- De hele moeilijke vragen bespreken we klassikaal
timer
10:00
timer
5:00

Slide 44 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je...
1. de kenmerken van orkanen en tornado's noemen
2. orkanen en tornado's met elkaar vergelijken
3. uitleggen waarom we in de toekomst meer last zullen krijgen van orkanen
4. uitleggen wat je moet doen als er een orkaan of tornado voorspelt wordt
5. uitleggen wat klimaatverandering is en hoe het veroorzaakt wordt

Slide 45 - Tekstslide

Orkanen en tornado's
Bespreek in de groep en noteer op het vel papier:

Alles wat jullie weten over 'orkanen en tornado's'

Dus: noem ze + leg uit hoe ze werken!

Let op: hierna gaan we in 10 minuten bespreken wat jullie nog weten en daarna gaan we oefenen!
timer
5:00

Slide 46 - Tekstslide

Tornado
Orkaan

Slide 47 - Tekstslide

Orkanen vs Tornado's
Kenmerken
Orkanen
Tornado's
Wanneer?
najaar -> juni - november
voorjaar -> november - juni
(warme en koude lucht botsen)
Waar?
Zuidoosten VS
Midden VS
Voorspelbaarheid
Ja (door de langzame verplaatsing.)
Nee
Onstaanswijze
Ontstaat boven zee (zeewater rond 27 graden)
Ontstaat boven land
Grootte
100-en kilometers
10-en meters
Duur
Enkele dagen
Enkele uren
Overig
Windstil oog
windstil oog
Orkanen en tornado's

Slide 48 - Tekstslide

timer
1:30
Tornado
Orkaan
boven land
boven zee
midden in de VS
Zuidoosten VS
Voorspelbaar
Onvoorspelbaar
duurt 10 minuten
duurt enkele dagen

Slide 49 - Sleepvraag

Zonder het natuurlijke broeikaseffect ...
A
... wordt het heel warm op aarde.
B
... blijft de temperatuur op aarde gelijk.
C
... wordt het op aarde net zo koud als in de ruimte.

Slide 50 - Quizvraag

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
Het vasthouden van de warmte door broeikasgassen
B
Afname van broeikasgassen rondom de aarde
C
De massale ontbossing waardoor CO2 niet meer wordt opgenomen
D
Toename van hoge concentraties broeikasgassen in de atmosfeer

Slide 51 - Quizvraag

Noem twee broeikasgassen.

Slide 52 - Open vraag

Beantwoord de vraag.

Slide 53 - Tekstslide

Hoe ontstaat een orkaan? Zet de zinnen in de juiste volgorde!
Doordat de aarde draait, begint ook de vochtige lucht te draaien.
Orkanen ontstaan rond de evenaar. Het zeewater moet minstens 26Β°C zijn.
Water verdampt. De lucht is koud. Waterdamp condenseert, er ontstaan zware buien.
Zolang de orkaan boven zee is blijft deze groeien. Eenmaal aan land neemt de kracht af.

Slide 54 - Sleepvraag

Sleep de uitspraken naar de juiste kolom:
Deze uitspraken zijn juist.
Deze uitspraken zijn onjuist.
Een tropische orkaan wordt in de VS een hurricane genoemd.
Het centrum van een orkaan waar het windstil is, noem je een slurf.
Een tornado is goed voorspelbaar en ontstaat boven land.
De schade van een tornado vindt altijd plaats op lokale schaal.
Tornado's worden altijd aangeduid met een naam.

Slide 55 - Sleepvraag

Beantwoord de vraag

Slide 56 - Tekstslide

Op je wisbordje


Slide 57 - Tekstslide

Op je wisbordje. Leg in eigen woorden uit wat er bedoeld wordt met de begrippen:
a) Hazardmanagement + 2 voorbeelden
b) risicoperceptie

Slide 58 - Open vraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je...
1. de kenmerken van orkanen en tornado's noemen
2. orkanen en tornado's met elkaar vergelijken
3. uitleggen waarom we in de toekomst meer last zullen krijgen van orkanen
4. uitleggen wat je moet doen als er een orkaan of tornado voorspelt wordt
5. uitleggen wat klimaatverandering is en hoe het veroorzaakt wordt

Slide 59 - Tekstslide

Afronding
Vragen?
Hoe heb je meegedaan?

Slide 60 - Tekstslide

Op je wisbordje:
Waar heb je nog vragen over?

Slide 61 - Open vraag

Hoe heb ik deze les meegedaan?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 62 - Poll

Huiswerk
Let op: 
We hebben nu veel herhaald, maar...
het effect van klimaatverandering op de landbouw in NE, Spanje en de VS moet je zelf opnieuw doornemen! 



Slide 63 - Tekstslide