Beknopte bijzin 3 havo

Beknopte bijzin
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Beknopte bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Beknopte bijzin
Toets formuleren > di 14 dec
Nakijken huiswerk 'verwijzen'
Herhaling Hoofd en bijzin: uitleg/ quizvragen
Uitleg & oefenen/ verwerkingsopdrachten beknopte bijzin
huiswerk: 1 t/m 4 p. 129
Zelf lezen in boek 2 > verwerkingsopdracht na toetsweek!

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1 
1 Het beleid = o
2 De bok = m
3 Het feest = o
4 De hypotheek = v
5 De koe = v
6 De muziek = v
7 De prestatie = v
8 De steward = m
9 De studente = v
10 Het team = o

Slide 4 - Tekstslide

opdracht 2
1 haar → De vereniging voor autisme, die → een gift
2 hun → De meeste mensen, ze/zij → De meeste mensen
3 hem → Amin, hij → Amin
4 wat → Tomatensap
5 haar → Nora, wat → Bij haar nieuwe werkgever moet Nora veel overwerken
6 die → dvd, hem/die/deze → dvd, hen → Adam en Isis
7 dat → een boekenpakket, haar → Sigrid
8 op wie→ Mila

Slide 5 - Tekstslide

formuleren opdracht 1:
1 Het woord ‘bibliotheek’ is vrouwelijk (uitgang -theek). – haar 
2 Hier wordt met wie gebruikt om te verwijzen naar personen en een hond is geen persoon. – waarmee 
3 Het boek is geen zin, niet dat of datgene, geen onbepaald voornaamwoord, geen overtreffende trap; je mag niet verwijzen met wat. – dat (boek is een het-woord)
4 Namen van landen zijn onzijdig. – zijn
5 Naar personen verwijs je met vz + wie, niet met waar+vz. – naar wie

Slide 6 - Tekstslide

opdracht 2
1 goed
2 fout – hij 
3 fout – naast wie
4 fout – die 
5 fout – hen

Slide 7 - Tekstslide

Beknopte bijzin
Eerst volgt een korte (beknopte) herhaling van de hoofd en bijzinnen. 

Slide 8 - Tekstslide

Samengestelde zinnen:

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken hoofd- en bijzin

Slide 10 - Tekstslide

Bijzin als zinsdeelzin

Slide 11 - Tekstslide

Wie eenmaal op de FSV-lijst stond, kon zonder uitleg toeslagen kwijtraken.
A
Wie-stond = hoofdzin
B
Wie-stond = bijzin

Slide 12 - Quizvraag

De belastingdienst heeft duizenden gedupeerd, door hen op een zwarte lijst te plaatsen.
A
De-gedupeerd= hoofdzin
B
door-plaatsen = hoofdzin

Slide 13 - Quizvraag

Wie eenmaal op de FSV-lijst stond, kon zonder uitleg toeslagen kwijtraken.
A
Wie-stond = ow-bijzin
B
Wie-stond = lv-bijzin
C
Wie-stond = mv-bijzin
D
Wie-stond = bwb-bijzin

Slide 14 - Quizvraag

De belastingdienst heeft duizenden gedupeerd, door hen op een zwarte lijst te plaatsen.
A
door-plaatsen = lv-bijzin
B
door-plaatsen = bwb-bijzin
C
door-plaatsen = ow-bijzin
D
door-plaatsen = mv-bijzin

Slide 15 - Quizvraag

Maak de startopdracht (p. 124)

Slide 16 - Tekstslide

De beknopte bijzin
Beknopt = beperkt/ verkort. Het gaat hier dus om het herkennen van een verkort weergegeven bijzin.

Slide 17 - Tekstslide

Beknopte bijzin

Slide 18 - Tekstslide

Vorm beknopte bijzin

Slide 19 - Tekstslide

Beknopte bijzin = zinsdeelzin

Slide 20 - Tekstslide

Na een voor- en een hoofdgerecht te hebben gegeten, bestelde Lloyd ook nog een flink nagerecht
A
Na een voor- en een hoofgerecht te hebben gegeten = gewone bijzin
B
Na een voor- en een hoofgerecht te hebben gegeten = bekn. bijzin

Slide 21 - Quizvraag

Omdat ze onwetend was van de situatie, nam Sibel de verkeerde beslissing.
A
Omdat ze onwetend was van de situatie = gewone bijzin
B
Omdat ze onwetend was van de situatie = beknopte bijzin

Slide 22 - Quizvraag

Aangekomen op de top van de berg, namen de toeristen direct een selfie.
A
Aangekomen op de top van de berg = gewone bijzin
B
Aangekomen op de top van de berg = bekn. bijzin

Slide 23 - Quizvraag

Omvormen beknopte bijzin
"Genietend van de opkomende zon, wandelt Lidewij over het strand."
In [Genietend van de opkomende zon] = geen pv/ ow > Bekn bijz
Voegwoord toevoegen > gelijktijdige gebeurtenis ? "terwijl"
Begin met voegwoord: "Terwijl  (ow + pv) van de opkomende zon"
Invullen ow + pv: "Terwijl ze geniet van de opkomende zon"

Slide 24 - Tekstslide

opdr. 1 Omvormen zinnen
Zoek in opdr. 1 de beknopte bijzinnen. 
Maak daarna van de beknopte bijzin een gewone bijzin.
  • Gebruik een van de volgende voegwoorden: nadat, omdat, terwijl en toen. 
  • Maak van de werkwoordsvorm in de bekn. bijzin een pv.
  • Voeg het correcte onderwerp (zelfde als in hoofdzin) toe.

Slide 25 - Tekstslide

{Aangekomen op de top van de berg}, namen de toeristen direct een selfie.
Welk antw is de correcte bijzin?
A
Aangekomen op de top van de berg
B
Ze kwamen aan op de top van de berg,
C
Toen ze aankwamen op de top van de berg
D
Wanneer ze aankomen op de top van de berg,

Slide 26 - Quizvraag

{Na een voor- en een hoofdgerecht te hebben gegeten}, bestelde Lloyd ook nog een flink nagerecht
Wat is de correcte bijzin?
A
Na een voor- en een hoofgerecht te hebben gegeten
B
Nadat hij een voor- en een hoofdgerecht had gegeten,
C
Wanneer hij een voor- en een hoofdgerecht heeft gegeten,
D
Omdat hij een voor - en een hoofdgerecht had gegeten,

Slide 27 - Quizvraag

Maak opdr. 1: zin 3 en 4 (p. 125)
Let op! Je moet de zinnen ook van een beknopte in een gewone bijzin omzetten:
1: Begin de bijzin met een passend voegwoord (dat/ omdat/ nadat etc).
2: Maak van het ww in de beknopte zin weer een pv. 
3: Voeg een verwijzing naar het ow (uit de hoofdzin) toe, bv. hij/ zij/ hun etc.  

Slide 28 - Tekstslide

Maak Opdr 2.1 (p. 125) 

Slide 29 - Tekstslide

Incorrecte beknopte bijzin

Slide 30 - Tekstslide


A
Zin a en b zijn correct
B
Zin c en d correct
C
Zin a en d correct
D
Zin b en c correct

Slide 31 - Quizvraag

controle beknopte bijzin

Slide 32 - Tekstslide

controle beknopte bijzin

Slide 33 - Tekstslide

controle beknopte bijzin

Slide 34 - Tekstslide


Wat is de hoofdzin en wat is de beknopte bijzin?
A
Joris koos = hoofdzin
B
na lang te hebben getwijfeld = beknopte bijzin
C
uiteindelijk toch voor een CM-profiel = hoofdzin

Slide 35 - Quizvraag


Is dit een correct gebruikte beknopte bijzin?
<Is het ow in de hoofdzin hetzelfde als het denkbeeldig ow in de bekn.bijzin?>
A
correct
B
incorrect

Slide 36 - Quizvraag


Is dit een correct gebruikte beknopte bijzin?
<Is het ow in de hoofdzin hetzelfde als het denkbeeldig ow in de bekn.bijzin?>
A
correct
B
incorrect

Slide 37 - Quizvraag

Maak opdr. 1 handout
Klaar? Ga vast verder met opdracht 3. 

Slide 38 - Tekstslide