122 Zinsontleden 1 bkt1 terugblik

Welkom

Grammatica
Terugblik zinsontleden
Nederlands

Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop, lesboek+schrift
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Grammatica
Terugblik zinsontleden
Nederlands

Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop, lesboek+schrift

Slide 1 - Tekstslide





Zinsontleding






Nederlands

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

#Boekpraat
Personages
Nederlands

Wie is de hoofdpersoon?
Wie zijn de bijfiguren?

Vandaag:
Boekvlog: H@ck, Mirjam Mous

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Keuzebord zinsontleding:
Kies de kleur van de onderdelen waarmee je wilt oefenen

persoonsvorm
Bestudeer de dia's met een gele stip als je meer wilt oefenen met de persoonsvorm.
onderwerp
Bestudeer de dia's met een gele stip als je meer wilt oefenen met het onderwerp.

werkwoordelijk gezegde
Bestudeer de dia's met een oranje stip als je meer wilt oefenen met het werkwoordelijk gezegde.
lijdend voorwerp
Bestudeer de dia's met een groene stip als je meer wilt oefenen met het lijdend voorwerp.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Leg uit hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

Slide 9 - Open vraag

Geef de persoonsvorm van de volgende zinnen.

Slide 10 - Tekstslide

Waarom wandelt Elise de avondvierdaagse?

Slide 11 - Open vraag

Sam is vandaag tot 14:05 naar school geweest.

Slide 12 - Open vraag

In zijn jas heeft Job een scheur.

Slide 13 - Open vraag

Soms rijdt mijn broertje door een rood verkeerslicht.

Slide 14 - Open vraag

Zinsdelen

Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn .

Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de PV kunt plaatsen is een apart zinsdeel.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Vorig jaar | heb | ik voor mijn vrienden een damtoernooi | georganiseerd. |

Ik | heb | vorig jaar voor mijn vrienden een damtoernooi | georganiseerd. |

Voor mijn vrienden | heb | ik vorig jaar een damtoernooi | georganiseerd. |

Een damtoernooi | heb | ik vorig jaar voor mijn vrienden | georganiseerd. |

Slide 16 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Video

Werkwoordelijk gezegde
  • Alle werkwoorden uit de zin
  • Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin

Slide 20 - Tekstslide

Onderwerp

Slide 21 - Tekstslide

Onderwerp
  1. Zoek de persoonsvorm
  2. Vraag: wie of wat + persoonsvorm
  3. Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 22 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (TH)

Slide 23 - Tekstslide

Even opfrissen
- Persoonsvorm (PV): 
tijdproef

- Werkwoordelijk gezegd (WWG): 
PV + alle werkwoorden in de zin

- Onderwerp (OND): 
vraag WIE of WAT + wwg

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de handeling?

Wie voert de handeling uit?

Wat/wie is nodig bij de handeling?




Maak een zo kort mogelijke zin bij het plaatje.

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de handeling?

Wie voert de handeling uit?

Wat/wie is nodig bij de handeling?




Maak een zo kort mogelijke zin bij het plaatje.

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de handeling?

Wie voert de handeling uit?

Wat/wie is nodig bij de handeling?




Maak een zo kort mogelijke zin bij het plaatje.

Slide 27 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Je moet twee dingen weten:
  • Wie/wat doet er iets? (onderwerp)
  • Wat doet diegene?
(pv + werkwoordelijk gezegde)


Wie/wat + onderwerp + gezegde?

Slide 28 - Tekstslide

even oefenen...
De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.

Maaike is door twee klasgenoten gepest via whats-app.

Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.

Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'

A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'

A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 32 - Quizvraag





Zinsontleden
Zelfstandig werken
Cursus 5 Grammatica
BK: $6 Mixopdrachten (alleen online)
KGT: $9 Mixopdrachten (alleen online)
TH: $ 10 Mixopdrachten (alleen online)
Oefenen

Slide 33 - Tekstslide