Taalfouten

Taalvouten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Taalvouten

Slide 1 - Tekstslide

Veelvoorkomende fouten
Taalfouten: grammatica, samenstellingen, verkeerd woordgebruik, spellingsfouten.

Stijlfout: foutieve samentrekking/verwijzing 

Slide 2 - Tekstslide



Voor de beste oliebollen ga je natuurlijk naar de...


Slide 3 - Tekstslide

Voor de lekkerste oliebollen ga je natuurlijk naar de...
A
oliebollen speciallist
B
oliebollen specialist
C
oliebollenspeciallist
D
oliebollenspecialist

Slide 4 - Quizvraag



Wat gaat er fout in deze tekst?


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Me/mij/mijn, je/jou/jouw, u/uw
ons/onze



Wanneer je een bezit aangeeft (en dat bezit direct erachter staat) gebruik je mijn, jouw, uw. onze. 

Ik ben mijn laptop vergeten
Je bent jouw laptop vergeten
Dat is onze keuze

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Als of dan
Gebruik 'als' bij vergelijkingen
Mijn scooter is net zo snel als die van jou.

Gebruik 'dan' bij een verschil
Seizoen 2 van die serie vind ik slechter dan seizoen 1
Ik denk dat ik beter in zingen ben dan jij

Slide 17 - Tekstslide

Ik en mij


De woorden 'ik' en 'mij' worden nog wel eens met elkaar verward. Vooral in zinnen als deze:

Hans loopt even hard als ..... (ik / mij).
Laura heeft een mooiere stem dan ..... (ik / mij).
De muggen hebben Fred erger gebeten dan ..... (ik / mij).Hans loopt even hard als mij/ik
Hans loopt even hard als ik loop

Laura heeft een mooiere stem dan ik (heb)
Bij twijfel kun je de zin aanvullen met woorden die in het eerste deel van de zin al werden gebruikt. 
Ik en mij

De woorden 'ik' en 'mij' worden nog wel eens met elkaar verward. Vooral in zinnen als deze:

Hans loopt even hard als ..... (ik / mij).
Laura heeft een mooiere stem dan ..... (ik / mij).
De muggen hebben Fred erger gebeten dan ..... (ik / mij).

Slide 18 - Tekstslide

Het bijzondere aan deze zinnen is, dat je er nog een paar woorden bij kunt plakken, waardoor het allemaal duidelijker wordt. Kijk naar de woorden tussen haakjes.

Hans loopt even hard als ik (loop).
Laura heeft een mooiere stem dan ik (heb).
De muggen hebben Fred erger gebeten dan (de muggen) mij (gebeten hebben).

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Na de les ga ik een broodje kopen

Ik ga naar huis

Slide 21 - Tekstslide

Je gebruikt 'naar' in alle andere situaties.

Heb je het naar je zin hier?
Naar aanleiding van ons telefoongesprek, stuur ik u deze mail. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide