1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde

Goedemorgen
Deze les:
10 min   Inleiding
20 min   Aantekeningen 1.1 (+herhalen)
10 min   Opgaven maken
20 min   Lesdoelen + Uitleg + Aantekening 1.2
10 min   Oefenopgave Lorentzcurve
15 min   Zelfstandig werken
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen
Deze les:
10 min   Inleiding
20 min   Aantekeningen 1.1 (+herhalen)
10 min   Opgaven maken
20 min   Lesdoelen + Uitleg + Aantekening 1.2
10 min   Oefenopgave Lorentzcurve
15 min   Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen § 1.1
Je leert in deze paragraaf:
• wat voor verschillende soorten inkomens er zijn
• waardoor je koopgedrag kan veranderen
• waarom bepaalde doelgroepen belangrijk zijn
• dat jouw aankopen gevolgen hebben voor anderen en voor het milieu.

Slide 2 - Tekstslide

Soorten inkomens
(= inkomens waar een tegenprestatie tegenover staat)

Slide 3 - Tekstslide

Geld besteden

Slide 4 - Tekstslide

Doelgroep:
een groep consumenten voor wie een product of boodschap bedoeld is.
De marketingmix, gericht op een doelgroep

Slide 5 - Tekstslide

Doelgroep

Slide 6 - Tekstslide

Duurzaam consumeren
 Bij je aankopen rekening houden met de gevolgen voor mens en milieu.

Gevolg: lagere maatschappelijke kosten.

Slide 7 - Tekstslide

Maatschappelijke kosten
Als de samenleving meebetaalt (uit belastinggeld) aan de kosten van milieuschade, noem je dat: maatschappelijke kosten.
Deze kosten komen dus niet voor rekening van het bedrijf (dat produceert) maar eigenlijk voor onze hele maatschappij...  Voorbeelden kennen!!!!!!!!!!
(Milieuschade, extra politie inzet bij voetbalwedstrijd, .....)

Maak opgave: 1 t/m 7 en 11, 12, 13

Slide 8 - Tekstslide

1. Inkomen en welvaart
1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde

Slide 9 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzeflde
Aan het einde van deze paragraaf kan ik:
  • het verschil uitleggen tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen
  • met een groeifactor een stijging of daling berekenen.
  • oorzaken noemen van inkomensverschillen.
  • uit een Lorenzcurve aflezen hoe de inkomens in een land verdeeld zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde
Besteedbaar inkomen
Het deel van je inkomen dat je vrij kunt uitgeven is het besteedbaar inkomen.

   brutoloon (afgesproken met werkgever)
- sociale premies
- loonheffing         
   nettoloon (ontvang je op je rekening)

   nettoloon
- premie ziektezorgverzekering
- andere verplichte heffingen    
  besteedbaar inkomen

Slide 12 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde
Groeifactor
Een stijging in procenten van je loon, kan je bereken met een groeifactor.

Bij een stijging van 4 % bedraagt de groeifactor:
  • 100% + 4% = 104%
  • 104% : 100% = 1,04

Slide 13 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde
Groeifactor
Vul de groeifactor in van de volgende:
- stijging van 5%
- daling van 5%
- stijging van 33%
- stijging van 100%
- stijging van 200%
- stijging van 0,25%

Slide 14 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde
Verschil in inkomen
Waarom verdient niet iedereen evenveel?

Slide 15 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde
Verschil in inkomen
Wat is het modaal inkomen denk je?

Slide 16 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde
Verschil in inkomen
Inkomensverschillen ontstaan door:
- opleiding
- ervaring
- zwaar werk
- vraag en aanbod
- aantal uren

Slide 17 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde
Verschil in inkomen
Modaal inkomen -> Inkomen dat het meest voorkomt. (38.000 bruto in 2022)

Sociaal minimum -> Heb je nodig om van te leven. (1.266 per maand)



Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Iedereen gelijk
Lorenzcurve

Slide 20 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde
Verschil in inkomen

Slide 21 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzeflde

  • Ik kan het verschil uitleggen tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen
  • Ik kan met een groeifactor een stijging of daling berekenen.
  • Ik kan oorzaken noemen van inkomensverschillen.
  • Ik kan uit een Lorenzcurve aflezen hoe de inkomens in een land verdeeld zijn.

Slide 22 - Tekstslide