3HAVO - Grammatica - H4

Grammatica - H4
  • Beknopte bijzin
  • Tussenwerpsel
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Grammatica - H4
  • Beknopte bijzin
  • Tussenwerpsel

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht
In het zinsdeel tussen haakjes staat geen onderwerp. Hoe kun je het onderwerp toch vaststellen?

"[Luid scheldend op zijn coach] liep Max de kleedkamer uit."

Slide 2 - Tekstslide

Theorie - deel 1
Van een bijzin kun je een beknopte bijzin maken > verkorte bijzin.

gewone bijzin: Nadat ze de catwalk verlieten, kleedden de modellen zich om voor het volgende onderdeel van de show.

beknopte bijzin: Na de catwalk te hebben verlaten, kleedden de modellen zich om voor het volgende onderdeel van de show.





Slide 3 - Tekstslide

Theorie - deel 2
  • Onderwerp en persoonsvorm ontbreken in een beknopte bijzin.
  •  Het onderwerp is ‘verzwegen’ --> verzwegen onderwerp kun je afleiden uit de hoofdzin (het is daar het ow, lv of mv).

 Dromend over zijn toekomst (bekn. bz.) viel hij in slaap. 
Verzwegen onderwerp = hij 

Slide 4 - Tekstslide

Theorie - deel 3 - herkennen beknopte bijzin
In plaats van de persoonsvorm kan de beknopte bijzin bevatten:

  • een voltooid deelwoord:
 Aangekomen op het vakantieadres meldde mijn vader zich aan de balie.
  • een onvoltooid deelwoord: 
 Naar huis fietsend bedacht Mark zich, keerde om en reed terug.
  •  ‘te + infinitief’: 
 Na zijn kast te hebben leeggehaald vond Tim de shirts die hij zocht.

Slide 5 - Tekstslide

Theorie - deel 4
Beknopte bijzinnen zijn net als gewone bijzinnen binnen de hoofdzin een zinsdeel (onderwerp, lijdend voorwerp, voorzetselvoorwerp, bijwoordelijke bepaling) of een zinsdeelstuk (bijvoeglijke bepaling):
– [​ bekn.bz K3 live te zien (ow)] is voor veel kinderen een geweldige belevenis.
– De burgemeester gaf toe [​ bekn.bz niet van erwtensoep te houden (lv)].
– Wij vertrouwen erop [​ bekn.bz genoeg drank en hapjes te hebben gekocht (vv)].
– ​[ bekn.bz Nippend van hun hete thee (bwb)] bespraken de dames het mooie weer.
– De leden verwierpen ons plan [​ bekn.bz (om) de kantine te verbouwen (bijv.bep)].

Slide 6 - Tekstslide

Loerend op haar prooi sloop de oude leeuwin over de savanne
A
beknopte bijzin met voltooid deelwoord
B
beknopte bijzin met onvoltooid deelwoord
C
beknopte bijzin met 'te' + infinitief
D
gewone bijzin

Slide 7 - Quizvraag

Heeft Aline je uitgelegd hoe je snel een fietsband kunt plakken?
A
beknopte bijzin met voltooid deelwoord
B
beknopte bijzin met onvoltooid deelwoord
C
beknopte bijzin met 'te' + infinitief
D
gewone bijzin

Slide 8 - Quizvraag

Vanmiddag zei de loodgieter dat hij alle kranen had vervangen.
A
beknopte bijzin met voltooid deelwoord
B
beknopte bijzin met onvoltooid deelwoord
C
beknopte bijzin met 'te' + infinitief
D
gewone bijzin

Slide 9 - Quizvraag

Na drie verloren finales eindelijk kampioen geworden, dankte de tennisser zijn ouders en staf.
A
beknopte bijzin met voltooid deelwoord
B
beknopte bijzin met onvoltooid deelwoord
C
beknopte bijzin met 'te' + infinitief
D
gewone bijzin

Slide 10 - Quizvraag

De hopman waarschuwde zijn scouts op tijd aanwezig te zijn.
A
beknopte bijzin met voltooid deelwoord
B
beknopte bijzin met onvoltooid deelwoord
C
beknopte bijzin met 'te' + infinitief
D
gewone bijzin

Slide 11 - Quizvraag

Samenvattend
Drie soorten beknopte bijzinnen
1.  met een voltooid deelwoord
2. met een onvoltooid deelwoord
3. Met te + infinitief

Slide 12 - Tekstslide

voltooid deelwoord
[Na schipbreuk op het eiland aangespoeld] werd Robinson gevonden door een inboorling.


Slide 13 - Tekstslide

onvoltooid deelwoord
[Zwervend door Spanje], ontmoette Bart zijn grote liefde.



Slide 14 - Tekstslide

te + infinitief
[Door veel te oefenen], haalde Marijke  een geweldig cijfer.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Tussenwerpsel (tw)
Tussenwerpsels kun je indelen in vier groepen woorden:
  1. van bevestiging en ontkenning: ja, jawel, nee;
  2. van emotie (verbazing, schrik, pijn): au, ach, hoera, bah, foei, hèhè, oei;
  3. van sociaal contact: hoi, houdoe, goedenavond, halt, pardon;
  4. van klanknabootsing: miauw, waf, brr, tok(toktok), plof, tuut(tuut).
















Slide 17 - Tekstslide

Tussenwerpsel of andere woordsoort?
Sommige woorden kunnen behalve als tussenwerpsel ook als een andere woordsoort voorkomen, zoals een bijwoord (bw) of een zelfstandig naamwoord (zn).
Voorbeelden:
Gelukkig (tw), dit karweitje zit er weer op.
We hebben vandaag gelukkig (bw) kunnen uitrusten.
Top (tw), je hebt de toets foutloos gemaakt!
Je kunt niet zomaar de top (zn) van de berg bereiken.

Slide 18 - Tekstslide

Zo herken je tussenwerpsels
Tussenwerpsels:
  • zijn uitroepen en klanknabootsingen;
  • staan, meestal aan het begin of einde van een zin, vaak van de rest gescheiden door een komma.

Slide 19 - Tekstslide