Les 3.2 tussenletters

Tussenletters in samenstellingen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tussenletters in samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Les 3.2 Tussenletters
Hoe zit dat eigenlijk?

Slide 2 - Tekstslide

DOEL

TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen



Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Toets lezen hoofdstuk 2 (30 minuten)

- Moeilijke woordenlijst (instructie: ontwikkeldossier)
- Theorie over Grammatica §4.2 Tussenletters
- spel: theorie toepassen

Slide 4 - Tekstslide

Ontwikkeldossier
Maak via OneDrive een eigen moeilijke woordenlijst aan (Word)

Versterken woordenschat:
  • noteer iedere week minimaal 5 moeilijke woorden die je hoort tijdens een les

Slide 5 - Tekstslide

Eindproduct: ontwikkeldossier
30 moeilijke woorden
  • 20 moeilijke woorden of termen met daarachter hun betekenis 
  • 10 lastige woorden die lastig zijn om goed te spellen

pragmatisch  = het is praktisch, nuttig, bruikbaar
interventie      = een tussenkomst


Slide 6 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen

Slide 7 - Tekstslide

voorkennis activeren
Wat weet je al?
een oefening in duo's

Slide 8 - Tekstslide

-en-

  • Schrijf -en- in een samenstelling als het linkerwoord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en: tomaat + soep = tomatensoep.

  • Als het linkerwoord al eindigt op -en, gebruik je geen extra -en-: havengebied, keukentafel.

Slide 9 - Tekstslide

Uitzonderingen (1)
  • Het linkerwoord heeft een meervoud op -en én -s: hoogtes en hoogten, dus: hoogtepunt

  • Het linkerwoord heeft geen meervoud: tarwebloem, roggebrood

Slide 10 - Tekstslide

Uitzonderingen (2)
  • Van het linkerwoord is er maar één: maneschijn, zonnebank.
  • Het linkerwoord is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord: rodekool, verrekijker; jokkebrok, lachebek.
  • Het linkerwoord versterkt het rechterwoord: beresterk, apetrots.
  • In veel ouderwetse samenstellingen: bakkebaard, nachtegaal, schattebout.

Slide 11 - Tekstslide

rijst + pap
A
rijstepap
B
rijstenpap

Slide 12 - Quizvraag

boot + loods
A
bootloods
B
boteloods
C
botenloods

Slide 13 - Quizvraag

garage + box
A
garagebox
B
garagenbox
C
garagesbox

Slide 14 - Quizvraag

De stem van een meisje
A
meisjestem
B
meisjesstem

Slide 15 - Quizvraag

De zon die verduistert...
A
zonneverduistering
B
zonnenverduistering
C
zonsverduistering

Slide 16 - Quizvraag

De tekst van een wet
A
wettekst
B
wetstekst
C
wettentekst

Slide 17 - Quizvraag

-s-
  • Schrijf -s, als je die klank in vergelijkbare samenstellingen ook hoort:
    personeelsbeleid, dus ook personeelschef; stationsplein, dus ook Stationsstraat.

  • Gebruik bij twijfel een woordenboek of woordenlijst.

Slide 18 - Tekstslide

En nu een spel........

Slide 19 - Tekstslide

Weektaak
  • Grammatica §4.2 Tussenletters: maken weekopgaven

  • BeterSpellen 3F (niveau 4) of BeterSpellen 2F (niveau 3)
     maak de opgaven vanaf 1 februari t/m vandaag

  • Houd vanaf nu jouw eigen moeilijke woordenlijst bij

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open vraag

Weektaak
  • Grammatica §4.2 Tussenletters: maken weekopgaven

  • BeterSpellen 3F (niveau 4) of BeterSpellen 2F (niveau 3)
     maak de opgaven vanaf 1 februari t/m vandaag

  • Houd vanaf nu jouw eigen moeilijke woordenlijst bij

Slide 23 - Tekstslide