3NED Module 2 in een notendop

Er was eens ...
1 / 25
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Er was eens ...

Slide 1 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Fictie
  • verzonnen
  • Doel: amuseren, ontroeren, iets laten beleven
  • objectieve verhalen
  • subjectieve verhalen
Non -fictie
  • feiten
  • Doel: informatie geven, iets bijleren, een mening laten vormen

Slide 2 - Tekstslide

objectieve verhalen leunen dicht aan bij de werkelijkheid, maar behoren niet tot de non-fictie.
subjectieve verhalen kunnen nooit echt gebeuren omdat er onwerkelijke elementen inzitten, bijvoorbeeld: magie, magische wezens, plaatsen die niet bestaan…

Behoren de volgende teksttypes tot
fictie of non-fictie?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

een artikel in een krant
A
fictie
B
non-fictie

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een documentaire
A
fictie
B
non-fictie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een gedicht
A
fictie
B
non-fictie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een sprookje
A
fictie
B
non-fictie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sprookjes
Volkssprookjes
  • anoniem
  • mondeling
  • gebroeders Grimm

Cultuursprookjes
  • literaire auteurs
  • Hans Christian Andersen

Slide 8 - Tekstslide

Volkssprookjes  Ze behoren tot het oudste cultuurgoed. Westerse volkssprookjes kenden hun bloeitijd in de periode van de middeleeuwen. Ze waren oorspronkelijk niet speciaal voor kinderen bestemd. Pas in de 19de eeuw werden ze voor kinderen bewerkt en uitgegeven. De beroemdste verzamelaars uit die tijd zijn zonder twijfel de gebroeders Grimm.
Cultuursprookjes  Zij maken gebruiken van motieven, personages en structuren uit volkssprookjes, maar voegen er nieuwe figuren en situaties aan toe. De bekendste schrijver van cultuursprookjes is Hans Christian Andersen.
Kenmerken van een sprookje
In de volgende video worden de kenmerken van een sprookje heel duidelijk uitgelegd.
Vul tijdens het bekijken van de video het blad aan dat je van mij krijgt.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adaptatie
Een literaire adaptatie is een aanpassing/bewerking van een tekst.
Een adaptatie kan ook een tekst omzetten naar een ander medium, bijvoorbeeld een roman omzetten naar een film of toneelstuk. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intertekstualiteit
=  bestudeert de relatie tussen verschillende teksten.

Men spreekt over intertekstualiteit wanneer in een (literaire) tekst verwezen wordt naar een andere (literaire) tekst, film, serie, muziek, game ...

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden uit 'Onze kinderen' van Renée van Marissing
  • Mia groet 's avonds de dingen.
               Marc groet 's morgens de dingen: gedicht van Paul van Ostaijen
  • Je hebt me alleen gelaten,
     maar ik heb het je al vergeven
     want ik weet dat je nog ergens bent.

               Gedicht van de Nederlandse dichter Hans Lodeizen
  • En later, dat ik op de rand van het kleine bed zit en 'Daantje de wereldkampioen' voorlees. We kijken samen naar de foto van baby Daan en naar de garage van Daantjes vader, mijn zoon wil ook een vader met een garage, zegt hij, en ik lees verder totdat ik zijn ogen zie dichtvallen.
               Daantje de wereldkampioen
    : boek van Roald Dahl

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages - kahoot

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vertelperspectief
ik-verteller
Je ziet alles door de ogen van de ik-persoon. Hierdoor leer je de ik-persoon goed kennen.
belevende ik
vertellende ik 
De belevende ik beleeft alles op dit moment.
De vertellende ik vertelt het verhaal achteraf.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vertelperspectief
hij-verteller
personele hij
alwetende hij
Je leest het verhaal door de ogen van één persoon. 
Je weet van meerdere personages wat ze denken en voelen, omdat de verteller inzicht heeft in alle personages. De verteller kent het verleden en de toekomst.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vertelperspectief
meervoudig

Soms zie je de gebeurtenissen door de ogen van een personage, wat later volg je vanuit een ander personage. Het perspectief is wisselend. De verschillende vertellers geven dan hun kijk op de gebeurtenissen. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bepaal het
vertelperspectief?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op het einde gaan ze allebei dood
Adam Silvera
Op het einde gaan ze allebei dood
Adam Silvera

Slide 23 - Tekstslide

meervoudig vertelperspectief
ik - verteller: vertellende ik
Aristoteles & Dante ontdekken de geheimen van het universum
Benjamin Alire Sáenz

Slide 24 - Tekstslide

ik - verteller: belevende ik 
Black
Dirk Bracke

Slide 25 - Tekstslide

hij - verteller: alwetende hij