4.1 DO Celorganellen, celmembraan, actief en passief transport

Les 3
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning 
  • Herhalingsinstructie celorganellen 

  • Instructie actief en passief transport + werkblad

  • Werken aan artikelenverslag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
  •  De student kan:

  • Beschrijven hoe een bacterie zich voortplant
  • De begrippen aereroob, anaeroob, autotroof, heterotroof, extremofiel, en sporevorming uitleggen
  • De werking van prionen samenvatten
  • De structuur herkennen en de functie van celorganellen benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • De structuur herkennen en de functie van celorganellen benoemen

  • De begrippen isotoon, hypertoon en hypotoon uitleggen

  • Verschillen in actief en passief transport herkennen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • De structuur herkennen en de functie van celorganellen benoemen

  • De begrippen isotoon, hypertoon en hypotoon uitleggen

  • Verschillen in actief en passief transport herkennen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Cellen maken gebruik van eiwitten om allerlei verschillende taken uit te voeren. Eiwitten zijn voor cellen dé oplossing om te communiceren met elkaar; om structuur te behouden; om dingen te transporteren; om te reguleren en nog zoveel meer. Beschouw eiwitten dus als een soort 'speciale werkers' in je cel, ieder met een andere specialiteit.

De celkern
  • DNA in de vorm van chromosomen
  • Belangrijke rol van (regel)processen in de cel 
  • Aflezen chromosomen in celkern voor het maken van eiwitten.
Verschillende eiwitten hebben verschillende taken in de cel. bijv. communicatie en transport.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Endoplasmatisch reticulum (ER)
  • Netwerk van dubbele membranen. Liggen dicht tegen elkaar aan en vormen zo kanaaltjes.

  • Ruw ER en glad ER
  • Ruw ER heeft Ribosomen

  • Functie: Transport van stoffen richting golgisysteem

Slide 10 - Tekstslide

Functie: productie van eiwitten in samenwerking met de ribosomen en transport van de ruwe eiwitmoleculen richting het Golgi-apparaat.
Ribosoom: Complex van eiwit en RNA

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ribosomen
Zorgt voor de opbouw van eiwitten
met verschillende doelen, zoals; 
aanmaak van materiaal (structuureiwitten),
versnellen van processen, of transporteren van
stoffen door het celmembraan.

Slide 12 - Tekstslide

boodschappermoleculen gevorm uit celkern, worden afgelezen in de ribosomen en worden er eiwitten gemaakt
Ribosomen
  • Aanwezig op het ruw endoplasmatisch reticulum
  • Los in het cytoplasma
  • Op het kernmembraan 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Golgi-systeem

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Golgi-systeem/ golgi-apparaat
Stapel platte blaasjes met ruimte ertussen. 
Functies:
  •  Geeft de uiteindelijke vorm aan eiwitten, slaat op voor later transport (pakhuis)
  • Secretie --> afgeven aan andere cel, of buiten de cel

  • Productie van lysosomen --> Blaasjes die worden afgesplitst van het golgi-apparaat. Bevatten enzymen (eiwitten die reacties versnellen)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lysosomen: Zakjes met enzymen (eiwitten die reacties versnellen)

Slide 16 - Tekstslide

Ezymen zijn eiwitten die nodig zijn om grote moleculen van eiwitten, suikers en vetten af te breken tot bruikbare deeltjes
Mitochondrium

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mitochondriën
Te herkennen aan het dubbele membraan, eentje sterk geplooid. In elke cel aanwezig (500 - 2.000 mitochondriën).

Functie: Energie vrijmaken met behulp van zuurstof = verbranding. 
Vrijgemaakte energie wordt gebruikt om onder andere ATP te produceren, dit is een belangrijke energiebron voor veel reacties in de cel.

Slide 19 - Tekstslide

ATP nodig voor samentrekken van je spieren.
productie van hormonen, enzymen, celherstel, enz..

Plastiden
Komen voor in planten- en algencellen. Chloroplasten / bladgroenkorrels
Functie chloroplasten: Fotosynthese laten plaatsvinden
Chromoplasten spelen rol in aantrekking van insecten

Slide 20 - Tekstslide

organellen in planten cellen en algen
amyloplasten zijn zetmeelkorrels. komen voor in aardappel

chromoplasten zijn veranderde chloroplasten en geven kleur aan een bloemblad, of een tomaat

Chloroplasten / bladgroenkorrels

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vacuole: Blaasje gevuld met met vocht en opgeloste stoffen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vacuole
  •  Met vocht gevuld blaasje in plantencellen
  • Dierlijke cellen hebben dit niet/ nauwelijks

Vocht bestaat uit:
  • Reservestoffen, afvalstoffen en kan ook kleurstoffen bevatten.
  • Celwand en vacuole zorgt samen voor stevigheid bij planten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celwand en turgor

Slide 24 - Tekstslide

Turgor: Druk waarmee celplasma tegen de celwand aangedrukt wordt.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Test jezelf 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Komt vrijwel alleen in plantencellen voor en bevat reservevoorraden. Zorgt samen met celwand voor stevigheid.
A
Vacuole
B
Mitochondriën
C
Lysosomen
D
Plastiden

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.
A
Lysosoom
B
Kernlichaampje
C
Glad endoplasmatisch reticulum
D
Celkern

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3.
A
Celmembraan
B
Ribosoom
C
Mitochondrium
D
Golgi-systeem

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5.
A
Golgi-systeem
B
Vacuole
C
Cytoplasma
D
Ruw endoplasmatisch reticulum

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6.
A
Golgi-systeem
B
Celmembraan
C
Celwand
D
Glad endoplasmatisch reticulum

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vorm van het geproduceerde eiwit afmaken.
Hierna opgeslagen of getransporteerd naar plek van bestemming.
A
Glas endoplasmatisch reticulum
B
Lysosomen
C
Cytoplasma
D
Golgi-systeem

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complex van eiwitten en RNA ketens
Functie: Belangrijk voor de opbouw van eiwitten.
A
Golgi-systeem
B
Lysosoom
C
Ribosoom
D
Vacuole

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Functie: Belangrijk voor de fotosynthese in de plant en zorgt voor een groene kleur
A
Chromoplasten
B
Chloroplasten
C
Amyloplasten
D
Cytoplasma

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kleurloze cellen
Functie organellen: Opslaan van zetmeel (suiker)
A
Chromoplasten
B
Chloroplasten
C
Amyloplasten
D
Cytoplasma

Slide 35 - Quizvraag

amyloplasten zijn plastiden (net als bladgroenkorrels = chloroplasten) die zetmeel opslaan en voorkomen in wortels, knollen en zaden.

voorbeelden, aardappelen, bananen, wortels
Blaasje afkomstig van het golgi-systeem dat enzymen bevat.
Speelt een grote rol bij afbraak van voedsel in de cellen.
A
Vacuole
B
Lysosomen
C
Ribosomen
D
Chloroplasten

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hier drijven alle organellen in
A
Celkern
B
Cytoplasma
C
Mitochondriën
D
Vacuole

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • De structuur herkennen en de functie van celorganellen benoemen

  • De begrippen isotoon, hypertoon en hypotoon uitleggen

  • Verschillen in actief en passief transport herkennen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exit-ticket

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies