H3L9 - 1VMA - Donderdag 29 februari - 3.7 Grammatica - lijdend voorwerp

Welkom 1VMA : )

Planning van dit blokuur
  • Inleveren profielopdracht 
  • Uitleg lijdend voorwerp
  • Zelfstandig werken: lees de leertekst 'Lijdend voorwerp' op bladzijde 249 + maak opdracht 15 t/m 19 van 3.7 Grammatica 
  • Klaar? Maak een samenvatting in Word van de leerteksten van de leerstof voor de repetitie
  • Oefenen voor leestoets 
Aan het einde van deze les
  • heb je herhaald wat het werkwoordelijk gezegde is;
  • heb je herhaald wat het onderwerp van de zin is;
  • heb je geleerd wat het lijdend voorwerp van de zin is;
  • heb je geoefend voor de leestoets. 


Toetsen en opdrachten die eraan komen
  • Boekopdracht 2: profiel (vandaag)
  • SO Lezen hoofdstuk 1.3, 2.3 en 3.3
    (donderdag 7 maart)
timer
10:00
Leerstof repetitie:
  • 3.3 Lezen 
  • 3.5 Woorden (+ woordenlijst)
  • 3.7 Grammatica
  • 3.8 Spelling (+ dicteewoorden)
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom 1VMA : )

Planning van dit blokuur
  • Inleveren profielopdracht 
  • Uitleg lijdend voorwerp
  • Zelfstandig werken: lees de leertekst 'Lijdend voorwerp' op bladzijde 249 + maak opdracht 15 t/m 19 van 3.7 Grammatica 
  • Klaar? Maak een samenvatting in Word van de leerteksten van de leerstof voor de repetitie
  • Oefenen voor leestoets 
Aan het einde van deze les
  • heb je herhaald wat het werkwoordelijk gezegde is;
  • heb je herhaald wat het onderwerp van de zin is;
  • heb je geleerd wat het lijdend voorwerp van de zin is;
  • heb je geoefend voor de leestoets. 


Toetsen en opdrachten die eraan komen
  • Boekopdracht 2: profiel (vandaag)
  • SO Lezen hoofdstuk 1.3, 2.3 en 3.3
    (donderdag 7 maart)
timer
10:00
Leerstof repetitie:
  • 3.3 Lezen 
  • 3.5 Woorden (+ woordenlijst)
  • 3.7 Grammatica
  • 3.8 Spelling (+ dicteewoorden)

Slide 1 - Tekstslide

Creatief schrijven opdracht verhaal
Start met: 'Ik liep zaterdagochtend het strand op en zag gelijk wat het probleem was...' 

Voeg de volgende woorden toe: 
  • Afgunstig
  • Beangstigend
  • Ervaren
  • Weigeren
Gelukkig zag ik daar een bekende komen aanlopen. Hij zou wel kunnen helpen, toch? 
  • Negeren
  • Zodra

  • Glunderen
  • Hoewel
  • Gevleid
  • Spontaan

Eindig je verhaal met: 
Het belangrijkste wat ik vandaag heb geleerd, is... 
SO Lezen H1 t/m H3 - donderdag 7 maart
  • Hoofdstuk 1 en 2 (titels, tussenkopjes, onderwerp, deelonderwerp, verkennend en nauwkeurig lezen)
  • Hoofdstuk 2 (feiten, meningen, opsomming, moeilijkewoordenwijzer)
  • Hoofdstuk 3 (alinea's, kernzinnen, hoofd- en bijzaken, signaalwoorden, tegenstelling) 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
  • Onderwerp = 'hoofdrolspeler'
  • Het onderwerp doet iets met een lijdend voorwerp (het lijdend voorwerp ondergaat dat)  


Mijn tante verwacht een dochtertje. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
  • Onderwerp = 'hoofdrolspeler'
  • Het onderwerp doet iets met een lijdend voorwerp (het lijdend voorwerp ondergaat dat)  


Mijn tante verwacht een dochtertje. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
  • Onderwerp = 'hoofdrolspeler'
  • Het onderwerp doet iets met een lijdend voorwerp (het lijdend voorwerp ondergaat dat)  


Mijn tante | verwacht | een dochtertje. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
  • Onderwerp = 'hoofdrolspeler'
  • Het onderwerp doet iets met een lijdend voorwerp (het lijdend voorwerp ondergaat dat)  

         o             
Mijn tante | verwacht | een dochtertje. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
  • Onderwerp = 'hoofdrolspeler'
  • Het onderwerp doet iets met een lijdend voorwerp (het lijdend voorwerp ondergaat dat)  

         o                                      lv
Mijn tante | verwacht | een dochtertje. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het lijdend voorwerp
Stel de vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde (wg) + onderwerp (o) ? Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Gisteren wilde mijn vader nog een nieuwe laptop kopen. 
Vraag: wat + wg + o? 
Vraag: wat wilde kopen mijn vader?
Antwoord: een nieuwe laptop 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Daarom hield ik de ladder stevig vast.

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan zinsontleding
Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:

1. Benoem de pv
Zet een streep onder de pv
Je zou elke dag wel een pizza willen eten. 
2. Verdeel de zin in zinsdelen
Zet strepen tussen de zinsdelen
Je | zou | elke dag | wel | een pizza | willen | eten. 
3. Benoem het gezegde
Zet 'wg' boven het gezegde
         wg                                                        wg        wg
Je | zou | elke dag | wel | een pizza | willen | eten. 
4. Benoem het onderwerp
Zet 'o' boven het onderwerp
 o     wg                                                         wg       wg
Je | zou | elke dag | wel | een pizza | willen | eten.
5. Benoem het lijdend voorwerp
Zet 'lv' boven het lijdend voorwerp
 o      wg                                      lv             wg         wg
Je | zou | elke dag | wel | een pizza | willen | eten.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordelijk gezegde
- Alle werkwoorden in de zin
Hij heeft vandaag zitten slapen.
- Een deel van het splitsbaar werkwoord
Hij eet zijn broodje op.
- Het woordje 'te' 
Marien zit vaak te gamen.
- De woorden 'aan het'
Ook Roy is wel eens aan het gamen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in deze zin:

De leerlingen vertelden het grapje aan de leraar.
A
De leerlingen
B
Het grapje
C
De leraar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in deze zin:

Gisteren vertelden de leerlingen het grapje aan de leraar.
A
Gisteren
B
de leerlingen
C
het grapje
D
de leraar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier vind jij het onderwerp in de zin?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het onderwerp in de zin?
  1. Stel de vraag: wie/wat + wg? Het antwoord is het onderwerp.                                                         
  2. Verander de pv van getal (enkelvoud naar meervoud of andersom). Het zinsdeel dat mee moet veranderen, is het onderwerp. Dit heet de onderwerpproef

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Manier 1: wie/wat + wg?

Vul het werkwoordelijk gezegde (wg) in bij deze vraag: 
wie of wat + wg
Het antwoord op die vraag is het onderwerp.

Gisteren wilde mijn vader cola drinken. 
Wg: wilde drinken
Vraag: wie of wat + wg ?
Vraag: wie of wat + wilde drinken ?
Vraag: wat wilde drinken ? / wie wilde drinken ?
Antwoord: mijn vader
Mijn vader = onderwerp

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Daarom hield ik de ladder stevig vast.

Wat is het onderwerp van deze zin? Schrijf alle stappen op die je hebt genomen om tot het antwoord te komen.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Manier 2: onderwerpproef

  1. Zoek de pv
  2. Verander de pv van getal (dat betekent: van enkelvoud naar meervoud of andersom)
  3. Het zinsdeel dat mee moet veranderen, is het onderwerp

Gisteren wilde Hans nog een nieuwe laptop kopen. 
Gisteren wilden Hans en ik nog een nieuwe laptop kopen. 
Het woord 'Hans' moet veranderen, dus dat is het onderwerp.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het boek had ik gisteren al gekregen.

Wat is het onderwerp van deze zin? Gebruik de onderwerpproef om tot je antwoord te komen.

Stap 1. zoek de pv
Stap 2. Verander de pv van getal (enkelvoud naar meervoud of andersom)
Stap 3. Kijk welk zinsdeel mee moet veranderen

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord
  • doe-of-zijn-woord
  • zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt
  • je kan het vervoegen: veranderen zodat het past bij degene die het doet

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin ontleden
o 
Ikheb | een taart | gegeten. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordelijk gezegde
 o   wg                        wg                         
Ik | heb | een taart | gegeten. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen: werkwoordelijk gezegde
Gelukkig willen de buurjongens het gras maaien.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen: werkwoordelijk gezegde
Gelukkig willen de buurjongens het gras maaien.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen: werkwoordelijk gezegde
Gelukkig willen de buurjongens het gras maaien.
Tot vorig jaar wilden ze daar nog niets van weten.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen: werkwoordelijk gezegde
Gelukkig willen de buurjongens het gras maaien.
Tot vorig jaar wilden ze daar nog niets van weten.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen: werkwoordelijk gezegde
Gelukkig willen de buurjongens het gras maaien.
Tot vorig jaar wilden ze daar nog niets van weten.
Oranjesupporters juichten de nieuwe helden toe vanuit cafés. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen: werkwoordelijk gezegde
Gelukkig willen de buurjongens het gras maaien.
Tot vorig jaar wilden ze daar nog niets van weten.
Oranjesupporters juichten de nieuwe helden toe vanuit cafés. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Splitsbaar werkwoord: toejuichen
toe + juichen

Oranjesupporters juichten de nieuwe helden toe vanuit cafés. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen: werkwoordelijk gezegde
Gelukkig willen de buurjongens het gras maaien.
Tot vorig jaar wilden ze daar nog niets van weten.
Oranjesupporters juichten de nieuwe helden toe vanuit cafés. 
Hij ligt de hele dag op bed Netflix te kijken.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen: werkwoordelijk gezegde
Gelukkig willen de buurjongens het gras maaien.
Tot vorig jaar wilden ze daar nog niets van weten.
Oranjesupporters juichten de nieuwe helden toe vanuit cafés. 
Hij ligt de hele dag op bed Netflix te kijken.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordelijk gezegde
- Alle werkwoorden in de zin
Hij heeft vandaag zitten slapen.
- Een deel van het splitsbaar werkwoord
Hij eet zijn broodje op.
- Het woordje 'te' 
Marien zit vaak te gamen.
- De woorden 'aan het'
Ook Roy is wel eens aan het gamen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stillezen of werken aan profiel
Wat
Lees in stilte in je leesboek of werk aan de profielopdracht
Hoe
Individueel 
Hulp
Geen
Tijd
30 minuten
Uitkomst
Over dit boek ga jij jouw boekverslag maken
timer
30:00

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken
Wat
Huiswerk bespreken (opdracht 7 t/m 10 van 3.1 Fictie)
Hoe
Klassikaal
Hulp
Docent
Tijd
Ongeveer vijf minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug in boekopdrachten
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alinea
  • Een lange tekst bestaat uit kortere stukjes tekst

  • Die kortere stukjes heten: alinea's 

  • Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel

  • De eerste regel springt soms in

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

}
Tekst
Alinea

Alinea

Alinea

Alinea

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

}
Tekst
Alinea

Alinea

Alinea

Alinea
Kernzin

Toelichting

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernzin
  • Belangrijkste zin van een alinea
  • De andere zinnen van de alinea zijn een toelichting (uitleg, cijfers of voorbeeld) bij de kernzin 
  • Vaak de eerste zin, soms ook de laatste zin

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in deze alinea de kernzin? 
'Freerunnen is een sport waarbij je rent, springt, klimt, hangt en veel coole tricks doet. Freerunnen is ontstaan in Parijs tussen 1980 en 1990. Een groep jongeren woonde in de stad waar niet zoveel ruimte was om te bewegen. Ze bedachten manieren om zo snel en sierlijk mogelijk van A naar B komen. Dat was het begin van het freerunnen zoals we dat nu kennen.'


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak in je boek opdracht 2 en 4 t/m 9 (3.3 Lezen) 
Hoe
Eerst vijf minuten individueel, in stilte - als dat goed gaat: rustig overleggen
Hulp
Docent
Tijd
Vijftien minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de SO van Lezen H1 + H2 + H3
Klaar
Start met het maken van een samenvatting van 1.3, 2.3 en 3.3 (in Word, op je computer)

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting van de les
Jij
  • kunt alinea's herkennen;
  • kunt kernzinnen in een alinea aanwijzen. 

Huiswerk
Maak in je boek opdracht 2 en 4 t/m 9 (3.3 Lezen) 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies