Rekenen D2 Paragraaf 2.3 en 2.4

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 2
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdstuk 2 Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Paragraaf 2.3 en 2.4


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3 + 2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
P2.9 + GO
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 2.3 Oppervlakte van ruimtelijke figuren
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.3
Kennis activeren
Uitleg par. 2.4 Inhoud
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.4
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Korte introductie les 2

Paragraaf 2.3 Oppervlakte van ruimtelijke figuren


Leerdoelen

  • Ik kan de oppervlakte van ruimtelijke figuren meten.


Paragraaf 2.4. Inhoud


Leerdoelen


  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.

En je weet wat Pi is. Of       ! 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe reken je in de praktijk?
Nordin werkt als persoonlijk begeleider bij een buurthuis. Met drie collega´s heeft hij de activiteitenruimte voor jongeren opnieuw ingericht. Om dat te vieren organiseren ze een feestje. Er komen 29 jongeren. Nordin en de jongeren bakken vier taarten. De inhoud
van de bakvorm is 4500 cm3. Uit iedere taart kunnen 8 punten. 

a. Bereken hoeveel liter taartbeslag er in de bakvorm kan
    als 1 liter gelijk staat aan 1 dm3.
b. Leg in je je eigen woorden of met een berekening uit of
    Nordin genoeg taarten heeft gebakken.


timer
7:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





a. Bereken hoeveel liter beslag er in de bakvorm kan.
Ieder mens maakt fouten. Soepkippen zijn mensen die fouten maken die niet logisch zijn.
A
0,45 liter
B
4,5 liter
C
45 liter
D
450 liter

Slide 6 - Quizvraag

1000 cm3 = 1 dm3 = 1 liter
4500 cm3 : 1000 = 4,5 dm3, dus er kan
4,5 liter taartbeslag in de bakvorm. 









b. Leg in je je eigen woorden of met een berekening uit of
Nordin genoeg taarten heeft gebakken.

Slide 7 - Open vraag

1. In eigen woorden

Nordin heeft te weinig taarten gebakken, want hij bakt 4 taarten van 8 punten en er zijn 33 aanwezigen.

2. Met een berekening

4 + 29 = 33 aanwezigen
33 : 8 = 4,125

Kennismaken met Pi
Pi of       is geen persoon, maar een mysterieus getal met oneindig veel decimalen achter de komma. Je hebt het getal nodig om de omtrek en de oppervlakte van een cirkel te kunnen berekenen. Die kan je namelijk niet meten met een liniaal. Daar heb je pi voor nodig.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De omtrek van een cirkel en pi
Het getal pi of     - dus 3,14 - gebruik je bij het berekenen van de
de omtrek van een cirkel. Je vermenigvuldigt pi dan met de
diameter. Bij deze cirkel is die 8 cm.

De omtrek van de cirkel is dus 3,14 x 8 = 25,12 cm.










Bij afbeelding 1 zie je het bovenvlak of de deksel. Dat is een cirkel. Bij afbeelding 2 zie je de mantel. Dat is een rechthoek. En bij afbeelding 3 zie je het ondervlak of de bodem. Dat is ook een cirkel.  


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De oppervlakte van een cirkel en pi
Het getal pi of      - dus 3,14 - gebruik je ook bij het berekenen van
de oppervlakte van een cirkel. Je vermenigvuldigt pi dan met de
straal in het kwadraat. De straal is de helft van de diameter. 

De oppervlakte van de cirkel is dus 3,14 x 4 x 4 = 50,24 cm2. 









Bij afbeelding 1 zie je het bovenvlak of de deksel. Dat is een cirkel. Bij afbeelding 2 zie je de mantel. Dat is een rechthoek. En bij afbeelding 3 zie je het ondervlak of de bodem. Dat is ook een cirkel.  


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
7:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





5a. Welk ruimtelijk figuur heeft dit blik?
A
de bol
B
de cilinder
C
de cirkel
D
de kegel

Slide 12 - Quizvraag

De cirkel is geen ruimtelijk figuur.




5b. Wat is de oppervlakte van het ondervlak of de bodem?
A
6,28 cm2
B
12,56 cm2
C
25,12 cm2
D
50,24 cm2

Slide 13 - Quizvraag

3,14 x 2 x 2 = 12,56 cm2 




5b. Wat is de totale oppervlakte van dit blik?
A
89,9 cm2
B
91,9 cm2
C
100,46 cm2
D
113,02 cm2

Slide 14 - Quizvraag

Boven- en ondervlak
12,56 x 2 = 25,12 cm2

Mantel
87,9 cm2 

25,12 + 87,9 = 113,02 cm2

Aan het werk via de korte route
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de korte route van par. 2.3 en 2.4.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in.
  • Meld je op tijd voor de examenopdracht!
Voortgang
Ik volg tijdens de les de voortgang van je opdrachten.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
Pauze

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.3 Oppervlakte van ruimtelijke figuren

Leerdoelen


  • Ik kan de oppervlakte van ruimtelijke figuren berekenen.



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel vlakken heeft deze box?

Slide 18 - Tekstslide

Deze box heeft 6 vlakken.

Bereken de totale oppervlakte van deze box in cm2.

Slide 19 - Tekstslide

Zijkanten
80 x 60 x 2 = 9600 cm2

Voor- en achterkant
200 x 80 x 2 = 32000 cm2

Boven- en onderkant
200 x 60 x 2 = 24000 cm2

9600 + 32000 + 24000 = 65600 cm2
Wat is de oppervlakte van de zijde van deze tent?

Slide 20 - Tekstslide

De zijde van deze tent is een driehoek. 

De oppervlakte van een driehoek bereken je met de formule: zijde x hoogte : 2, dus:  1.2 m x 2.4 m : 2 = 1,44 m2
Bereken de totale oppervlakte van deze tent.

Slide 21 - Tekstslide

Deze tent heeft vier zijdes, dus:
4 x 1.44 = 5,76 m2 + 2,48 m2 = 8,24 m2



Aan het werk via de basisroute
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de basisroute van par. 2.3.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in.
 

timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.4 Inhoud

Leerdoelen


  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Bereken de inhoud van deze doos in dm3.

Slide 24 - Tekstslide

25 x 10 x 5 cm = 1250 cm3

1250 cm3 : 1000 = 1,25 dm3
Sara verdeelt deze kaas in 12 punten. Wat is de inhoud van 2 punten?

Slide 25 - Tekstslide

1256 cm2 x 3 cm = 3768 cm3

3768 cm3 : 12 x 2 = 628 cm3 per 2 punten



Aan het werk via de basisroute
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de basisroute van par. 2.4.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in.
 

timer
20:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.3 en 2.4 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Examenopdracht
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





1. Hoe hoog is het aquarium?
A
30 cm
B
40 cm
C
50 cm
D
Ik weet het niet.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies





2. Wat is de inhoud van een vol aquarium in cm3?
A
60 cm3
B
600 cm3
C
6000 cm3
D
60000 cm3

Slide 30 - Quizvraag

50 cm x 40 cm x 30 cm = 60000 cm3




3. Hoeveel liter water stroomt er in het aquarium?
A
3,9 liter
B
39 liter
C
390 liter
D
3900 liter

Slide 31 - Quizvraag

6 minuten x 6,5 liter = 39 liter



Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht

Bereken hoeveel cm3 water er in het aquarium stroomt
39 liter = 39 dm3 x 1000 = 39.000 cm3

Bereken hoe hoog het water staat
39:000 : 60.000 x 30 cm = 19,5 cm

Bereken hoeveel cm er nog over is tot aan de rand
30 cm - 19,5 cm = 10,5 cm



hoogte in cm

         30 
          ?
inhoud in cm3
      60.000
      39.000
Wat weet je al?
Je weet hoe hoog het aquarium is
Het aquarium is 30 cm hoog.

Je weet wat de inhoud van het aquarium is in cm3
50 cm x 40 cm x 30 cm = 60.000 cm3

Je weet hoeveel liter water er in het aquarium stroomt
6 min x 6,5 liter = 39 liter 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 2.3
  • Ik kan de oppervlakte van ruimtelijke figuren meten.

Leerdoelen par. 2.4
  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.








Volgende week

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies