Thema 4: Evolutie BS 1 + 2

Evolutie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
- Herhalen begrippen gister
- Uitleg BS 1: auto/heterotroof & pro/eukaryoot
- Uitleg BS 2: archaea & bacterieën
- Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot welk domein behoort
deze cel?
A
Planten
B
Dieren
C
Prokaryoot
D
Eukaryoot

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DOMEINEN

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organische stoffen
Anorganische stoffen

Glucose
Eiwitten
Nitraat
Water
Vitamine

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee soorten voedsel
  • Organische stoffen:
      stoffen die door organismen zijn gemaakt. Ingewikkelde grote moleculen, bevatten vaak C, H en O. bijv. glucose  C₆H₁₂O₆
  • Anorganische stoffen 
    stoffen met kleine moleculen. H2O, O2, CO, CO2 etc. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselvoorziening per rijk
Rijk
Voedsel
Stof
Groep
Plant
CO2 + H2O
Anorganisch
Dier
Plantaardig / dierlijk
Organisch
Bacteriën
Plantaardig/dierlijk
Organisch
Schimmels
Plantaardig/dierlijk
Organisch

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de definitie voor autotroof is
A
zelfvoedend
B
kan uit organische stoffen organische stoffen maken
C
kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken
D
anders voedend

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rijk
Voedsel
Stof
Groep
Plant
CO2 + H2O
Anorganisch
Dier
Plantaardig / dierlijk
Organisch
Bacteriën
Plantaardig/dierlijk
Organisch
Schimmels
Plantaardig/dierlijk
Organisch
Heterotroof
Autotroof

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voedingswijze
Autotroof: Zet anorganische stoffen (CO2 + H2O) om in organische stoffen, door fotosynthese. Dus maakt eigen voedsel. Planten zijn autotroof

Heterotroof: Heeft andere organisme nodig voor zijn voedsel. Eet organische stoffen. bijv. mier, bacterie, schimmel, aap

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt het verschil tussen an-organische en organische stoffen noemen
Je kunt voorbeelden van an-organische en organische stoffen noemen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt het verschil tussen an-organische en organische stoffen noemen
Je kunt voorbeelden van an-organische en organische stoffen noemen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autotroof
Heterotroof

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle organismen worden ingedeeld in drie domeinen: welke?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

producent: autotroof (plant)
consumenten : heterotroof (dier)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bamboe is (1) en een panda is (2)
A
(1) autotroof, (2) autotroof
B
(1) autotroof, (2) heterotroof
C
(1) heterotroof, (2) autotroof
D
(1) heterotroof, (2) heterotroof

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Prokaryoot vs Eukaryoot

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Koolstofdioxide
A
Organische stof
B
Anorganische stof

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten
A
Organische stof
B
Anorganische stof

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke organismen zijn prokaryoot?
A
bacteriën
B
dieren
C
planten
D
schimmels

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het organisme hiernaast, is dat prokaryoot of eukaryoot?
A
Prokaryoot
B
Eukaryoot

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De belangrijkste celkenmerken om domeinen en rijken in te delen:

- wel/geen celkern
- wel/geen celwand
- wel/geen bladgroen-korrels
- eencellig of een-/veelcellig

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prokaryoten
Eukaryoten
Bacteriën
Archea
schimmels
Planten
Dieren
WEL celkern
GEEN celkern

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Prokaryoten
  • eencellig
  • geen celkern
  • DNA ligt in een cirkel in het cytoplasma.
  • Sommige prokaryoten hebben ook korte stukjes circulair DNA (plasmiden).

Bacteriën & Archaea

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe plant een bacterie of archea zich voort?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Archea
- Kleine eencellige organismen
- Bevatten DNA & ribosomen
- Vaak zweepharen
- Voortplanten door deling (ongeslachtelijk)
- Leven in extreme omstandigheden,
   bijv. geisers, zoutmeren, diepzee

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bacteriën
- Eencellige organismen
- Eigen circulaire DNA
- Plasmiden: resistentie
- Voortplanten door
   deling (ongeslachtelijk)
- Voor mensen soms nuttig, soms schadelijk

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bacteriecel
soorten bacteriën

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer zijn bacteriën nuttig? Wanneer schadelijk?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bacteriën bij voedselproductie

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schadelijke bacteriën

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering over de bacteriën is juist?
A
Bacteriën hebben bladgroenkorrels.
B
Bacteriën hebben celkernen.
C
Bacteriën hebben stuifmeekorrels.
D
Bacteriën hebben celwanden.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding zie je 2 vormen DNA
die in bacteriën voorkomen.
Hoe heet de vorm bij de pijl?

Slide 33 - Open vraag

Lessenup dia 51
H15.3

Een plasmide is makkelijk genetisch aan te passen (genetische modificatie). 
Met behulp van genetische modificatie kan de productie van stofwisselingsproducten (alcohol, antibiotica) worden verhoogd. 

Plasmiden spelen hierbij een belangrijke rol