Cursus B Werken met o-jarigen les 2

Werken met baby's
Cursus B 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Werken met baby's
Cursus B 

Slide 1 - Tekstslide

Periode 4
Bestaat uit:
  • 8 weken onderwijs
  • Planning lesinhoud staat op LM's
  • Formatieve toets in week 8

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Week 1
22-04
Meivakantie
29-04 t/m 10-05
Week 2
13-05
Week 3
20-05
Pinksteren geen les
Week 4
27-05 

Week 5
03-06
Week 6
10-06
Week 7
17-06
Week 8
24-06
Week 9
01-07 Voortgangsweek
geen les
Zomervakantie 08-07 – 23-08

Slide 3 - Tekstslide

Inhoud van de lessen
  • Aanwezigheid in de les
  • Maken van opdrachten in de les 
  • Maken van de formatieve toets

Slide 4 - Tekstslide

Formatieve toets

Slide 5 - Tekstslide

Formatieve toets

Week 8
Maandag 24-06 inleveren
Niet ingeleverd = een onvoldoende

Slide 6 - Tekstslide

Werken met baby's
Sociale ontwikkeling​

Persoonlijkheidsontwikkeling​
Emotionele ontwikkeling​
Seksuele ontwikkeling​


Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Heeft kennis van de ontwikkeling van het babybrein in de leeftijdsfase van 0-2 jaar en de invloed hiervan op het gedrag van de baby
  • Heeft kennis van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de baby in de leeftijdsfase van 0-2 jaar
  • Heeft kennis van mijlpalen gerelateerd aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van de baby in de leeftijdsfase van 0-2 jaar
  • Kan omgaan met verschillende temperamenten van baby's
  • Kan antwoorden geven op vragen van ouders met betrekking tot de ontwikkeling en het welbevinden van de baby.

Slide 8 - Tekstslide

Sociale ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling
  • Eerste periode/maanden --> Baby kan nog niet praten​
  • Een baby kan wél contact maken met anderen --> Via lichaamstaal​
  • Het is belangrijk om lichaamscontact met een baby te maken --> Baby’s zijn erg gevoelig voor aanrakingen. ​


Waarom is lichamelijk contact zo belangrijk voor een baby?​



Slide 9 - Tekstslide

Als een baby zich goed voelt dan blijkt dat uit de volgende lichaamstaal:


  • de baby houdt zijn handen dichtbij zijn gezicht of mond;
  • het vastpakken van een knuffel of vinger;
  • de voeten die tegen elkaar worden gehouden;
  • het zoeken van steun;
  • lachen en een ontspannen gezicht;
  • het feit dat de baby gericht en écht kijkt (ook al is het maar kort);
  • een ontspannen slaaphouding;
  • rustig liggen en op een speentje zuigen.
Een baby die zich moe of niet lekker voelt, laat dat zien door:


  • de rug te krommen;
  • de wenkbrauwen te fronsen;
  • vingers en tenen te spreiden;
  • armen en benen in de lucht te steken;
  • te jammeren of huilen;
  • te geeuwen;
  • de ogen weg te draaien.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht Lichaamstaal
Groepsopdracht
We gaan een pagina voor ouders maken welke signalen een baby's afgeven

Slide 11 - Tekstslide

Lichaamstaal 
  • Een baby reageert duidelijk op anderen d.m.v. lachen, huilen en trappelen. ​
  • Een baby communiceert ook met zijn lichaamstaal --> Fronsen, met grote ogen kijken, boos kijken, glimlachen etc. ​
  • Let op! Het wil niet zeggen dat een baby die ‘boos’ kijkt ook echt boos is. 

Op welke manier kun je de lichaamstaal van een baby ‘leren’ lezen?​

  • Al direct na de geboorte kunnen baby’s gezichtsuitdrukkingen nadoen  Dit is aangeboren.​
  • Bovenstaande wil niet zeggen dat baby’s ook direct gezichtsuitdrukkingen kunnen lezen. ​
  • Imitatie is wel belangrijk voor het sociale leren van de baby.​
  • Lachen --> Direct na de geboorte kan een baby dit nog niet. Een aantal weken daarna wel, maar dit is een reflex.​
  • Vanaf ongeveer 6 weken gaat een baby echt lachen: sociale glimlach. Dit doet de baby de eerste maanden tegen iedereen die tegen hem praat en lacht. ​










Slide 12 - Tekstslide

Lichaamstaal
  • Wanneer een baby ongeveer 7 maanden oud is, lacht hij alleen nog naar mensen die hij kent. ​
  • Tegenover onbekende personen kan er geen glimlach meer vanaf en soms zal de baby zelfs gaan huilen.​
  • We noemen dit eenkennigheid  De baby gaat zich hechten aan de ouders.​
  • De baby huilt en kruipt weg. Het liefst bij zijn vader of moeder.​



Slide 13 - Tekstslide

Temperament​
Temperament = de aangeboren manier waarop iemand reageert op bepaalde omstandigheden.​


Temperament is al vanaf de geboorte aanwezig en wordt al duidelijk tijdens de zwangerschap -->Beweegt de baby veel in de buik? Trapt hij veel? Of is de baby juist rustig en voelt de moeder niet veel beweging in de buik?​
In het temperament komt de persoonlijkheid van de baby naar voren --> Baby’s reageren verschillend om dezelfde omstandigheden.​


Slide 14 - Tekstslide

Temperament
  • Kinderen met een makkelijk temperament reageren over het algemeen positief --> Ze huilen weinig en passen zich makkelijk aan nieuwe situaties aan. Ze zijn meestal ‘tevreden’ en ‘blij’. (40 %)​
  • Kinderen met een moeilijk temperament reageren over het algemeen meer negatief --> Ze huilen snel en gemakkelijk, houden niet van onverwachte en nieuwe situaties en zijn snel prikkelbaar. Ze vragen ook meer aandacht. Deze kinderen hebben extra veel behoefte aan rust en regelmaat.(10%)​
  • Er is ook een middengroep (35%) die soms negatief en soms positief reageert. De groep noemen we langzame starters -->Als alles volgens plan verloopt zijn het makkelijke kinderen, maar wanneer daar vanaf geweken wordt hebben ze het daar in het begin merkbaar moeilijk mee. Gaandeweg passen ze zich aan. (15%)​


Slide 15 - Tekstslide

Ontwikkeling van het ‘ik’
  • Bij een zuigeling ontbreekt het ‘ik-gevoel’ (zelfbesef); een baby herkent zichzelf niet als een persoon die los van andere staat. Hij herkent zichzelf ook niet in de spiegel, net zoals hij zijn eigen ledematen niet herkent. ​
  • Rond de 12 maanden ontwikkelt de baby een zelfbesef.​
  • De baby ervaart nu dat hij steeds meer zelf kan, zonder de hulp van anderen​
  • Hij ervaart ook steeds duidelijker dat zijn eigen gedrag bepaalde gevolgen heeft. Bijv. wanneer hij iets laat vallen en iemand het steeds weer terug geeft.​
  • Zelfbesef leert een baby ook doordat hij wordt blootgesteld aan telkens andere omstandigheden. ​
  • Vanaf 1,5/2 jaar is er sprake van een duidelijk zelfbesef: het kind begrijpt dan dat hij zelf een vast gegeven is dat losstaat van wat er om hem heen gebeurt. ​
  • https://www.youtube.com/watch?v=pQFZGQmrszg​







Slide 16 - Tekstslide

Lichaamsbesef
  • Zelfbesef gaat samen met een groeiend lichaamsbesef.​
  • Onderzoek: er wordt ongemerkt een rode sticker op de neus van het kind geplakt. Wanneer deze in de spiegel kijkt, is het de vraag of deze iets aan zichzelf opmerk. ​
  • Wat blijkt? Pas wanneer kinderen ongeveer 2 jaar oud zijn voelen zij ook echt aan hun neus. ​


Slide 17 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
  • Een goede emotionele ontwikkeling in de babytijd is een belangrijke basis waar iemand de rest van zijn leven voordeel van heeft.​
  • Vanaf de geboorte doet een baby continu ervaringen op en leert hij of hij anderen kan vertrouwen of niet.​
  • Een baby is nog niet in staat om over zichzelf en anderen na te denken  Hij kan slechts ervaren of hij zich prettig voelt of niet. ​
  • ‘Honger’ is slechts een onaangenaam gevoel voor de baby. Hij merkt op of er iets aan gedaan wordt  Blijft het onaangename gevoel of verdwijnt het?​
  • Een baby kan niet doen ‘alsof’. Een baby is, wat hij ervaart --> ‘totaal ervaren’​
  • Een baby voelt zich prettig als ouders en opvoeders zijn behoeften voldoende bevredigen. ​





Slide 18 - Tekstslide

Hechting
  • Wanneer een baby geboren wordt, is hij nog niet gehecht aan zijn ouders. Een baby is een ‘allemansvriend’: het maakt hem niet uit wie hem verzorgt/naar hem lacht/hem te eten geeft etc.​
  • Het hechtingsproces moet bij een baby op gang komen.​
  • Hechtingsproces = de periode waarin een belangrijke, gevoelsmatige band tussen een kind en één of meer vertrouwde opvoeders ontstaat.​
  • Het gaat hierbij niet alleen om de hechting aan de ouders  Het kind hecht zich ook aan andere belangrijke opvoeders. ​
  • De relatie met de ouders is (meestal) het belangrijkst  Deze relatie heeft het meeste invloed op het kind. 




Slide 19 - Tekstslide

(On)veilige hechting

Veilige hechting: gebeurt bij een vaste en liefdevolle relatie tussen het kind en de ouders/opvoeders --> Het kind voelt zich veilig en geborgen.​

Onveilige hechting: gebeurt als de relatie tussen ouders/opvoeders en het kind niet vast en/of liefdevol is --> Het kind voelt zich niet veilig en geborgen bij zijn ouders/opvoeders. ​

Veilige hechting is belangrijk voor een gezonde ontwikkeling!!​




Slide 20 - Tekstslide

Gedrag bij (on)veilige hechting
Gedrag bij veilige hechting --> Na een periode van scheiding zoeken veilig gehechte kinderen (lichamelijk) contact met de hechtingsfiguur. Ze treden mensen, de wereld en de omgeving met vertrouwen tegemoet. Een veilig gehecht kind durft zich te ontwikkelen en is niet bang dat zijn ouders hem laten vallen als hij een fout maakt. ​


Gedrag bij onveilige hechting --> Na een periode van scheiding vermijdt een onveilig gehecht kind de hechtingsfiguur. Denk aan: wegkruipen –en lopen of met de rug naar de hechtingsfiguur toe gaan zitten. Daarnaast kan het ook zijn dat het kind erg overstuur is als de hechtingsfiguur verdwijnt, maar ook ontroostbaar is als de hechtingsfiguur terugkeert.​
Een onveilig gehecht kind kan soms ook heel zelfstandig handelen  Het kind negeert en vermijdt de opvoeder en heeft hem ‘niet nodig’.​
Soms lijkt een kind veilig gehecht, maar vertoont hij hetzelfde gedrag bij een totaal vreemd persoon. Deze kinderen gaan rustig mee met een wildvreemde. ​
Een onveilig gehecht kind zal andere mensen en zijn omgeving met wantrouwen tegemoet treden. ​



Slide 21 - Tekstslide

Voorwaarden voor veilige hechting
Er zijn 3 belangrijke voorwaarden om tot een veilige hechting te komen:​


  • Er zijn maar enkele mensen die het kind opvoeden: het gaat hierbij vooral om een veilige thuisbasis. Wanneer opvoeders steeds wisselen, dan kan het kind zich niet goed hechten.​
  • Er moet sprake zijn van responsief gedrag bij de vaste ouders/opvoeders: ouders/opvoeders reageren responsief wanneer zij op een empathische manier inspelen op het gedrag van hun kind, oftewel  Wanneer zij zich inleven in het gedrag en de behoeften van het kind. Een kind heeft lichamelijke behoeften, maar ook behoefte aan aandacht en koestering. ​
  • Opvoeders moeten voorspelbaar reageren: een kind kan geen gevoel van vertrouwen ontwikkelen wanneer zijn ouders hem de ene keer troosten wanneer hij huilt en de andere keer afwijzen (of erger). Het kind ontwikkelt dan het gevoel dat hij altijd op moet letten. ​



Slide 22 - Tekstslide

Seksuele ontwikkeling
  • De basis van het lichamelijk genieten wordt gelegd in de babytijd. Een baby maakt contact met de wereld door te voelen en door aangeraakt te worden.​
  • Huid – op – huid contact is voor een baby erg belangrijk. Wanneer een baby ouder wordt zal hij dit steeds meer zelf aangeven (bijvoorbeeld door zijn armpjes om je nek te slaan).​
  • Zuigbehoefte: een baby voelt zich prettig wanneer hij kan zuigen  De mond neemt een belangrijke plaats in bij zowel het ontdekken als bij het kalmeren/rustig worden. ​


Slide 23 - Tekstslide

Vooruitblik 
Hechting baby

Slide 24 - Tekstslide

Vragen?

Slide 25 - Tekstslide