1vh grammatica woordsoorten les 2

Grammatica woordsoorten 
Nederlands



1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica woordsoorten 
Nederlands



Slide 1 - Tekstslide

Bekijk je toets Begrijpend Lezen in Kwizl

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
werkwoorden: zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden
lidwoorden
voorzetsels
persoonlijk voornaamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

lidwoorden
de, het, een

Let op: 'een' en niet 'één'
'het' van 'het huis' is wel een lidwoord, 'het' van 'het regent' niet

Slide 4 - Tekstslide

zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord gebruik je voor:

mensen en eigennamen (man, Jan)
dieren (olifant, muizen)
dingen (tafel, regenpijp)

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
Deze zeggen iets over een zelfstandig naamwoord.

De nieuwe Netflix-serie. 
znw (zelfstandig naamwoord): Netflix-serie
bnw (bijvoeglijk naamwoord): nieuwe

Het bnw kan voor een znw staan, maar ook erna. 

Slide 6 - Tekstslide

Voorzetsels 
Waarin, waardoor, waarmee, waaronder?

... de kast 

Maar ook richtingen, 'met' en 'na'

Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon of een groep mensen zonder een naam te noemen. 

Slide 8 - Tekstslide

Twee soorten werkwoorden
Zelfstandig werkwoord: altijd één!

Andere werkwoorden? De rest is een hulpwerkwoord!

Welk werkwoord is het belangrijkste?

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Mijn hond eet alleen brokjes.

Mijn hond heeft alleen brokjes gegeten.

Mijn hond heeft alleen brokjes gegeten en niets gedronken. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord? Leg je antwoord uit met behulp van een voorbeeld.

Slide 11 - Open vraag

Benoem de werkwoorden in onderstaande zin. Zijn het hulpwerkwoorden of zelfstandig werkwoorden?

Kom je morgen bij mij eten?

Slide 12 - Open vraag

Benoem alle woordsoorten in onderstaande zin (werkwoorden >hulp of zelfstandig, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, voorzetsels, persoonlijk voornaamwoord).

Na het feest vond zij haar portemonnee in de kast.

Slide 13 - Open vraag

Maak zelf een zin met het woord 'hebben' als hulpwerkwoord.

Slide 14 - Open vraag

Oefenen!
Maak van SOM > Leermiddelen > Op Niveau > 
blok 6 > grammatica > opdracht 10

Slide 15 - Tekstslide